God, Christus en onze meditatie
In christelijke meditatie zoeken we de stilte om ons, in de Geest, en door Christus, de Opgestane, te richten op de aanwezigheid van God de Vader. Dat maakt onze meditatie christelijk.
Zoals John Main zegt: “In de meditatie gaat het erom dat we God leren kennen door bewust te worden dat ons diepste wezen door God doorgrond en oneindig bemind wordt. Dat moeten we weten, niet alleen maar met ons verstand, maar met ervaringskennis in ons hart. Dat is voor ieder van ons de belangrijkste kennis die we kunnen opdoen en daarom is meditatie zo belangrijk. Het is de echte reden van ons bestaan. En wij willen op onze beurt God beminnen. Christelijke meditatie heeft tot doel ons bewustzijn van die fundamentele verhouding te verdiepen”. (John Main, Van Woord naar Stilte).
Hulp van een gebedswoord
De essentie van het gebedswoord is dat het je tot stilte brengt. Het is geen magisch woord en ook geen woord met esoterische eigenschappen. Het is eenvoudigweg een woord dat heilig is in onze traditie. Maranatha, het woord dat wij aanraden, is misschien wel het oudste, korte Christelijke gebed na het Onze Vader. Het komt in het Nieuwe Testament voor in 1 Corinthiërs 15: 22 en in Openbaringen 22: 20. Het is een Aramees woord, de taal die ook Jezus sprak.
De mantra of het gebedswoord is een symbool voor de eenheid en eenvoud van God. De weg van de mantra leidt ons uit het labyrint van het zelfbewustzijn. Zichzelf, ofwel het egobewustzijn, vergeten is de weg van de mantra. Door de mantra voortdurend te herhalen, brengt hij ons geleidelijk en met veel geduld tot stilte en eenvoud. Hier kunnen we één worden met Christus, die weer één is met zijn Vader (Filippenzen 3:9; Colossenzen 2:9; zie ook Johannes 14:20).
Als we de mantra zeggen, laten we alle beelden, woorden en gevoelens achter ons. Woorden laten ons over onze ervaring nadenken. Maar dat nadenken buigt ons altijd terug op onszelf, ons ego. Zelfs als we over God nadenken zijn het ónze woorden en ónze begrippen. En: God laat zich uiteindelijk door geen enkel woord, beeld of idee vatten.
Johannes Cassianus
John Main ontdekte dat een vergelijkbare vorm van gebed al aangeraden werd door de monnik Cassianus (woestijnvader uit de vierde eeuw). Hij adviseerde om het psalmvers ‘God kom mij te hulp, Heer haast u mij te helpen’ (Psalm 40) voortdurend te herhalen. Cassianus noemde het besef dat groeit door het met regelmaat beoefenen van dit gebed de ‘grote armoede’: een besef van onze afhankelijkheid van God in alles wat we doen en in in alles wat we zijn. ‘De geest moet voortdurend dit vers vasthouden’, schreef hij, ‘tot hij voldoende gesterkt is om de rijkdom en de weelde van alle soorten gedachten van zich af te gooien en te verwerpen en zich te beperken tot de armoede van één zinnetje. Wie tot deze armoede komt, komt met gemak tot de eerste zaligspreking: “Gelukkig die arm van geest zijn, want hun behoort het koninkrijk der hemelen” (Mattheus 5,3)’, uit: Cassianus, Gesprekken).
Leven in al zijn volheid
Doordat we in de meditatie steeds weer onze aandacht verleggen van onze gedachten, gevoelens en beelden terug naar de mantra (en daarmee indirect naar God), worden we ons gaandeweg ook bewust van egocentrisme, bezitsdrang en drang tot beheersing. Een proces van zuivering komt op gang.
Het doel van dit alles is dat we groeien in trouw en liefde, en in nederigheid – dat is: weten wie en wat we ten diepste zijn, niet meer én niet minder dan dat. We leren God te beminnen om wie God zelf is.
Veel woestijnvaders- en moeders zagen mediteren dan ook als een weg tot zuiverheid van hart: kijken zonder de nevels van egoïsme, verlangens of beelden, met een hart dat door liefde wordt bewogen. Mediteren brengt ons tot pure helderheid: helderheid in kijken, in begrijpen en in liefhebben.
We voegen ons bij mannen en vrouwen die door de eeuwen heen begrepen hebben dat de grootste wijsheid erin bestaat om zichzelf achter te laten. De paradox is dat je jezelf dán voor het eerst kent als je jezelf in God verliest. Dat is wat Jezus ons leert: ‘Wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het vinden’ (Mattheus 10,39).
Veranderingen
Dit is de kracht van het mediteren: als je volhoudt op het pad, wordt datgene wat je probeert te onderdrukken, de angst die je niet aankunt of de schuld die je niet wilt toegeven, als het ware weggebrand in het vuur van de goddelijke liefde. Heel vaak zul je niet eens weten wat het precies was dat onrust, angst, verdriet of woede in je geest veroorzaakte. Maar het is weg en wel voorgoed.
De gewone discipline van onze dagelijkse meditatie verplaatst beetje bij beetje ons centrum van bewustzijn van onszelf naar het grenzeloze mysterie van Gods liefde. We gaan meer ervaren en begrijpen van wat Paulus bedoelt in Galaten 2:20: ‘…ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij’.
Doordat de alledaagse gedachten van ons oppervlakkige zelf steeds meer verstommen en onze aandacht op God wordt gericht, openen we onszelf voor het werk van Gods Geest in de kern van ons wezen. Hierdoor kan de Geest zijn vruchten in ons doen groeien, zoals Paulus die in Galaten 5:22 beschrijft: “liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing”. We beseffen deze groei vaak zelf niet, en we kunnen het niet door onze eigen inspanningen tot stand brengen, maar het zijn tekenen van wat God al in dit leven in ons heeft bereikt.