Bekering
door Kim Nataraja
De drie geloftes, die worden afgelegd door Benedictijner monniken, nonnen en ook door oblaten van de Benedictijner Orde - waardoor zij zich verbinden om hun leven te leiden volgens “De Regel van Benedictus” -, zijn: gehoorzaamheid, bekering en stabiliteit.
Laten we eens kijken naar de tweede gelofte: de bekering. In de Benedictijner traditie wordt met het woord “bekering” bedoeld een voortdurende bekering van de manier waarop je je leven leidt en de manier waarop je je gedraagt tegenover anderen. Benedictus bedoelt dus niet de soort bekering die eenmalig plaats vindt, zoals Paulus ervoer op de weg naar Damascus.
Natuurlijk kan het gebeuren dat er bij het begin van de reis een eenmalige ervaring van bekering plaats vindt. Soms gebeurt het, dat we tijdens een periode van diepe rouw of verdriet of juist tijdens een ogenblik van diepe vreugde begenadigd worden met een plotseling en diep spiritueel inzicht, dat ons helpt om ons los te maken van onze gebruikelijke bezorgdheid over de dagelijkse werkelijkheid.
Op zo’n moment ervaren we op een diepgaande manier dat er meer is, dat er een Uiteindelijke Werkelijkheid is die onze dagelijkse werkelijkheid doordringt en ondersteunt.
De vroege Kerkvaders noemden dit het moment van ‘bekering’ of ‘metanoia’; een verandering van hart en geest, een bekering vol inzicht, dat ons toestaat tijdelijk over de drempel te stappen van de verschillende niveaus van waarneming en bewustzijn zodat wij ons gewaar worden van de Goddelijke Werkelijkheid om ons heen.
Die ervaring – of soms alleen een onverklaarbaar verlangen – roept ons op om dieper het gebed in te gaan om voor onszelf deze Werkelijkheid te ontdekken en onze verbinding ermee. Dit is vaak het moment waarop we de meditatie ontdekken, het contemplatieve gebed, en dan beginnen we onze reis met enthousiasme. Meditatie brengt ons spoedig naar de stilte toe en “in een diepe, oorspronkelijke stilte ontmoeten we God op een wijze die alle krachten van ons intellect en ons spraakvermogen te boven gaat”. (John Main uit “Van Woord naar Stilte”).
Jammer genoeg worden wij na deze beginperiode (een “huwelijksreis”) meer dan eens geconfronteerd met al onze ronddolende gedachten over de alledaagse werkelijkheid - dan lijkt het alsof het aanraken van deze diepe stilte alleen maar een droom was. En toch moeten we elke dag opnieuw beginnen, wat er ook gebeurt, met het stilzitten voor onze twee maal dagelijkse meditatie – in alle vertrouwen en met een liefhebbende betrokkenheid. Dan zullen we ervaren dat daarmee de meditatie, ongeacht wat we ervaren, tot transformatie leidt. Zonder dat we ons hiervan echt bewust zijn, laten we onze ideeën over wie wij zijn, met al onze versplintering, langzamerhand los en komen dichter bij “de oorspronkelijke heelheid die wij bezitten en dan lijkt het alsof we onszelf voor de eerste keer leren kennen”(John Main uit “Van Woord naar Stilte”).
Dit is wat de heilige Benedictus bedoelde met zijn interpretatie van bekering als een voortdurend proces. Het betekent een voortdurende bereidheid om je naar de Uiteindelijke Werkelijkheid te keren in meditatie en gebed, hetgeen onze intuïtieve kennis van die Werkelijkheid zal versterken en ons zal toelaten vanuit dat perspectief te leven. “Het allerbelangrijkste doel in Christelijke Meditatie is om Gods mysterieuze en stille aanwezigheid binnenin ons toe te staan om steeds meer niet slechts een werkelijkheid te worden, maar dé werkelijkheid in ons leven; om toe te staan dat die werkelijkheid betekenis, vorm en zin geeft aan alles wat we doen en aan alles wat we zijn”. (John Main).
Verandering
door Kim Nataraja
Benedictus beschouwde bekering als een voortdurend proces. Het beste is daarom om onze aandacht voortdurend in de richting van de Hogere Werkelijkheid te keren tijdens het gebed/meditatie en tijdens onze dagelijkse omgang met anderen.
Maar het toekeren naar iets houdt tevens bijna altijd in, dat we ons afkeren van iets anders. Daarom bestaat de noodzaak om onze aandacht te verschuiven van de externe werkelijkheid van ons leven naar de innerlijke realiteit van ons ware zelf, het Christus bewustzijn binnenin. Deze verschuiving betekent onvermijdelijk een verandering, waarvan een gedeelte bewust plaatsvindt en een ander gedeelte onbewust. Op het externe niveau is er de bewuste keuze om regelmatig tijd vrij te maken om te mediteren in plaats van te lezen of TV te kijken; de bewuste keuze om gelijkgestemde mensen te ontmoeten in een meditatiegroep of om een retraite bij te wonen; de bewuste keuze om andere boeken te gaan lezen en op een andere manier bezig gehouden te worden. Maar op het innerlijke niveau wordt de echte verandering, transformatie eigenlijk, teweeggebracht door deze verschoven aandacht, onbewust en heel geleidelijk. In feite vindt deze verandering volledig plaats buiten onze zeggenschap om - want wij veranderen niet, wij worden veranderd: het is een spiritueel geschenk.
Maar daar zit de frictie nou juist! Wij willen zo graag zeggenschap hebben, wij houden ervan om te bepalen wat er gebeurt en hoe het gebeurt. Wij geven niet graag de teugels uit handen. Maar op de spirituele reis gaat het nou juist daarom. Het is voor ons nodig om los te laten en over te laten aan een Hogere Macht.
Bij de wens om controle te blijven houden en zeggenschap te hebben, hoort onze wens om iets te bereiken. Als we beginnen met mediteren, verwachten we toch dat er op de een of andere manier een totale transformatie van bewustzijn plaats vindt en zijn we - eerlijk gezegd - teleurgesteld dat wij in essentie dezelfde blijven. Wij willen graag onmiddellijk de rente ontvangen op onze investering in tijd en energie zoals de meditatie dat vraagt. “Waarom leviteer ik eigenlijk nog niet”? Als dat onze motivatie is, zullen we mediteren al gauw opgeven.
Maar het is juist het overlaten tijdens onze dagelijkse, trouwe herhaling van de mantra, wat een heel geleidelijke innerlijke verandering van perspectief veroorzaakt en dit heeft invloed op het geheel van ons wezen. Het vindt zo geleidelijk plaats, dat het bijna onmerkbaar is. De “vonk” van het Goddelijke Licht binnenin ons verandert niet plotseling in een oplaaiend en louterend vuur. Wij zullen echt geen grote resultaten waarnemen na een paar weken, een paar maanden of zelfs jaren. Maar als we onze reacties vergelijken met hoe ze vroeger waren, merken we toch duidelijk verschil op. Andere mensen zien ons veranderde gedrag vaak sneller, net als de rups die tegen de vlinder zei: “Wow, jij bent echt veranderd!”
Een probleem dat samenhangt met onze behoefte aan het uitoefenen van macht en het vasthouden aan controle, is onze angst voor verandering. Wij denken dat we weten wie we zijn en hebben een goedwerkend overlevingssysteem opgebouwd, dat ons een duidelijk gevoel van identiteit en veiligheid geeft. Maar ook hier hebben wij weer de keus: wij kunnen blijven zoals we zijn of wij kunnen onszelf toestaan te groeien en zo Jezus’ belofte in vervulling te laten gaan: “Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid” (Joh. 10:10). Groeien betekent altijd verandering. Wij hoeven slechts de verandering te aanvaarden en op te houden met tegen de stroom in te zwemmen.
Doorzetten
door Kim Nataraja
Vlak naast de Benedictijner gelofte van “bekering” staat de gelofte van “stabiliteit”. Benedictus was er zich duidelijk van bewust dan de voortdurende bekering, het constante zich omkeren naar God in gebed en in het leven op het spirituele pad, een moeilijk en vaak ontmoedigend proces was. Daarom legde hij de nadruk op “stabiliteit”, waarmee hij vooral en met name bedoelde de eigenschap van doorzettingsvermogen, een verankerd zijn in de traditie en in de praktijk.
Wat doen wij, wanneer we weerstand voelen om te mediteren? Wat doen wij als we bang zijn om onze controle los te laten? Wat doen wij als wij denken te falen in meditatie omdat er nooit iets lijkt te gebeuren? De deugd van “stabiliteit” leert ons het volgende: we gaan gewoon zitten op de gebruikelijke tijd en we herhalen ons gebedswoord. Wij gaan door met onze praktijk, ongeacht wat er al of niet gebeurt. We gaan trouw zitten en herhalen onze mantra zonder iets te verwachten.
Het mooie is, dat er toch altijd iets gebeurt - maar op een niveau dat verder ligt dan onze oppervlakkige persoonlijkheid; de echte verandering vindt plaats in ons diepe centrum. Wij zijn ons daarvan niet bewust omdat het verder ligt dan ons rationeel bewustzijn. Als we het gewoon in vertrouwen kunnen laten gebeuren, brengt meditatie een verandering van hart teweeg, een verschuiving van het accent op ons oppervlakkige zelf naar ons ware zelf in Christus.
Benedictus werd erg beïnvloed door het onderricht van de Woestijnvaders en –moeders dat via Johannes Cassianus werd doorgegeven. Deze verveling, deze dorheid, dit “waar doe ik het nou eigenlijk voor?”, vragen om het tegengif van stabiliteit en dit was ook bij hen bekend. Zij noemden deze verlammende emotie de “Demon van Acedia”.
De duivel van acedia – ook genoemd de duivel van de middaguren – is de demon die het meest voor problemen zorgt. Hij begint de monnik (de mediterende) aan te vallen rond het vierde uur (10 uur ’s ochtends) en belegert de ziel tot het achtste uur (2 uur ’s middags). Eerst zorgt hij ervoor dat de zon nauwelijks lijkt te bewegen, of zelfs helemaal niet, en dat de dag eindeloos lijkt te duren. Dan verleidt hij de monnik om voortdurend uit het raam te kijken, zijn cel uit te gaan om zorgvuldig naar de zon te kijken en vast te stellen hoe ver die nog weg is van het negende uur (3 uur ’s middags, de tijd voor de enige maaltijd van die dag), en eens hierheen en daarheen te kijken om te zien of misschien één van zijn broeders uit zijn cel tevoorschijn komt. Eveneens zorgt deze demon ervoor dat er in het hart van de monnik tegenzin ontstaat voor deze verblijfsplaats, tegenzin voor zijn eigen leven, tegenzin voor lichamelijk werk (tegenzin voor meditatie). Hij doet hem geloven dat de naastenliefde geen plaats meer heeft bij zijn broeders, dat er niemand is die hem moed kan geven. Zou er iemand zijn die hem op de een of andere manier heeft beledigd, dan gebruikt de duivel dit ook om zijn tegenzin nog verder te laten groeien. Deze duivel gaat zover dat hij de monnik laat wensen op een andere plaats te willen zijn, waar hij makkelijker in de behoeften van het leven kan voorzien, waar hij makkelijker werk kan vinden en een echt succes van zichzelf kan maken. Hij gaat verder met de suggestie dat, uiteindelijk, het niet de plaats is die aan de grondslag ligt om God te behagen. God kan overal aanbeden worden.
Aan deze overwegingen voegt hij ook nog de herinnering aan zijn dierbaren toe en aan zijn vroegere leven. Dan laat hij het leven zien alsof het bestaat uit een uitgestrekte, lange periode en laat hij voor het geestesoog van de monnik alle moeite van de ascetische inspanning (meditatie praktijk) verschijnen en hij doet er alles aan om de monnik het verblijf in zijn cel op te geven en het strijdperk te verlaten. Geen andere demon treedt in de voetsporen van deze demon van acedia (als hij eenmaal is verslagen), want slechts een gevoel van diepe vrede en onuitsprekelijke vreugde blijven over na deze worsteling.
Wij herkennen zoveel van de gevoelens die hier worden beschreven: de tijd kruipt voorbij; niemand spreekt mij moed in; ik bereik hier niets mee; het is zo lastig om stil te zitten; wat vervelend is het toch om alleen maar je woord te herhalen; zou het niet beter zijn om een boek over meditatie en spiritualiteit te lezen? Zou een wandeling in de natuur niet evenveel effect hebben?
Maar de boodschap is erg duidelijk: laat die demon niet als overwinnaar uit de strijd komen, zet door en vrede zal je beloning zijn.
Gewin of Genade?
door Kim Nataraja
In de derde lesbrief maakten we kennis met de “Demon van Acedia”.
Zoals we lazen, is één van de manieren waarop we deze demon kunnen verslaan, het doorzetten in meditatie/gebed, ongeacht wat er gebeurt – maar dit is moeilijk. Zelfs de heilige Antonius van Egypte (het inspirerende voorbeeld van de Woestijnvaders en –moeders uit de 4e eeuw) werd geconfronteerd met hetzelfde probleem.
“Toen de heilige Vader Antonius in de woestijn leefde, werd hij bevangen door acedia en aangevallen door veel zondige gedachten. Hij zei tegen God: “Heer, ik wil gered worden maar deze gedachten laten met niet met rust; wat zal ik doen tegen deze kwelling? Hoe kan ik gered worden? Een korte tijd daarna, toen hij naar buiten wilde gaan, zag Antonius een man zoals zichzelf zitten die aan het werk was, daarna opstond van zijn werk om te bidden, weer ging zitten om een touw te vlechten en daarna weer opstond om te bidden. Het was een engel van de Heer die was gezonden om hem de weg te wijzen en te bemoedigen. Hij hoorde de engel tegen hem zeggen: “Doe hetzelfde en je zult gered worden”. Bij deze woorden werd Antonius vervuld van vreugde en moed. Hij deed hetzelfde en werd gered.”
Dit werd mettertijd de achtergrond van de Benedictijner manier van leven, namelijk het “ora et labora”: werk dat werd onderbroken door regelmatig vastgestelde gebedstijden. Het is eenvoudig om te zien welke les wij als mediterenden hieruit kunnen leren: om niet toe te geven aan de verleiding om langere periodes te gaan zitten mediteren ten koste van je gewone dagelijkse leven. Het is beter, met name in het begin, om de discipline te volgen om 2 keer per dag te gaan zitten – als je leven het toelaat 3 keer per dag – op vaste tijden en gedurende een vastgestelde periode: 30 minuten. In feite betekent dit: onderbreek je dagelijkse leven door te mediteren.
Vaak worden we, als we beginnen met mediteren, ons bewust van het profijt en zijn we geneigd steeds langer te willen mediteren. De verleiding om ernaar te streven een spiritueel atleet te worden, is altijd aanwezig. Maar als we daaraan toegeven, stellen we ons al gauw open voor de “Demon van Acedia”. Misschien hebben we niet meer hetzelfde vredevolle gevoel achteraf als we eerst hadden. Maar wie streeft er nou eigenlijk en wie is er teleurgesteld? Wie is het, die ons aanzet om dit te doen? Wie wil er wat bereiken? Wie vraagt van ons om de waardering van anderen belangrijk te vinden? Het antwoord is overduidelijk voor ons allemaal. Het is dat gedeelte van ons bewustzijn dat ons helpt om te overleven in deze wereld, het gedeelte dat omgaat met de tastbare werkelijkheid waarin we ons bevinden: het “ego”. Maar door de aansporingen van het “ego” op deze manier te volgen, worden we het slachtoffer van drie belangrijke “demonen” die door Evagrius, de vooraanstaande Woestijnvader, werden onderscheiden: Hebzucht, Waardering zoeken en Hoogmoed.
Maar meditatie gaat over “het verloochenen van jezelf”, het loslaten van deze wensen van het ego; en alleen door dit te doen, kunnen we ontdekken we wij werkelijk zijn: “een kind van God”. Er zullen tijden zijn dat wij worden aangeraakt door de genade van God en dat we niet eens meer beseffen dat we aan het bidden waren, maar dit zijn geschenken van de Geest – en niet onze eigen prestaties.
Werken en bidden
door Kim Nataraja
Voor de woenstijnvaders en –moeders was werken én bidden de manier om te komen tot onophoudelijk gebed: “Hij, die het gebed samen laat gaan met noodzakelijke verplichtingen en noodzakelijke verplichtingen met gebed, bidt onophoudelijk. Alleen op deze manier is het praktisch mogelijk om dit gebod om altijd te bidden, te vervullen. Dit houdt in dat wij het geheel van het christelijk bestaan beschouwen als één groot gebed. Wat wij gewend zijn gebed te noemen, is daar slechts een onderdeel van”. (Origenes – “Het gebed”).
Het is belangrijk om te beseffen dat de kloosterlingen, ongeacht of ze in de Egyptische woestijn of in kloosters woonden, volkomen in hun eigen onderhoud konden voorzien; de monniken en nonnen verbouwden hun eigen voedsel, zorgden voor de gebouwen en eveneens voor het welzijn van de broeders en zusters, maar ook voor de lekengemeenschap om hen heen. De Woestijnvaders en –moeders werkten ook voor hun brood: ze maakten touwen, weefden matten en manden, maakten sandalen, die ze vervolgens verkochten op de markt om in hun eerste levensbehoeften te kunnen voorzien. Sommigen werkten op het land als dagarbeider in de vruchtbare vallei van de Nijl, anderen weefden vlas. Zelfs de gasten werden na een week genadig niets doen aan het werk gezet. De mensen die het gebed gebruikten als een excuus om niet te werken, werden met afkeuring bekeken.
“Sommige monniken kwamen om Vader Lucius te spreken en zeiden tot hem ‘Wij werken niet met onze handen; wij gehoorzamen het gebod van Paulus en bidden zonder ophouden’. De oude man zei ‘Eet of slaap je dan niet?’. Ze antwoordden ‘Ja, dat wel’. Hij zei: ‘Wie bidt er voor jou als je slaapt? Neem mij niet kwalijk, broeders, maar jullie brengen niet in praktijk waar je over spreekt. Ik zal jullie laten zien hoe je zonder ophouden bidt, hoewel ik met mijn handen werk. Met de hulp van God verzamel ik een aantal palmbladeren en ga zitten om ze te weven, terwijl ik zeg “Wees mij genadig, O God, in Uw grote goedheid; doe mijn beledigingen teniet door de veelheid van Uw genaden,”. Hij zei tot hen: ‘Is dit gebed of niet?’ Zei antwoordden: ‘Ja, dat is gebed’. En hij ging door “Als ik gewerkt heb en de hele dag in mijn hart gebeden heb, verdien ik ongeveerd 4 kwartjes. Twee daarvan leg ik naast de buitendeur en met de rest koop ik voedsel. En diegene die de twee muntstukken vindt, bidt voor me terwijl ik eet en slaap. En op die manier, met Gods hulp, bid ik zonder ophouden.”
In de moderne wereld kan ieder van ons zijn werk combineren met gebed door te mediteren, hetgeen tot onophoudelijk gebed leidt. “Wij beginnen normaal gesproken met het opzeggen van de mantra ….maar als we vooruit gaan, bemerken we dat er steeds minder inspanning nodig is om door te gaan met het opzeggen tijdens de meditatieperiode. Vervolgens lijkt het alsof we de mantra niet zozeer in onze geest opzeggen maar eerder alsof hij opklinkt uit ons hart…en dat is het moment waarop onze meditatie echt begint…in plaats van het opzeggen of het laten klinken van de mantra, beginnen we er naar te luisteren met een steeds dieper wordende aandacht.” (John Main ‘Van Woord naar Stilte’)
Vanaf dat moment zijn we ons bewust van de mantra die in ons wezen klinkt, zelfs buiten onze meditatieperiode om en ongeacht wat we aan het doen zijn. Als het plotseling stil wordt bij ons werk, horen we de mantra die opklinkt in ons wezen; als we ’s nachts wakker worden, is hij daar ook. De mantra is ons anker middenin van de stormen van het leven.
Gehoorzaamheid
Kim Nataraja
Bij de Benedictijnen is de gelofte van ‘Gehoorzaamheid’ de belangrijkste gelofte. Het Latijnse ob-audiens is de wortel van dit woord en betekent ‘aandachtig luisteren’. De Woestijn-Christenen waren gehoorzaam, zij luisterden aandachtig naar God, naar de geboden – in de Woestijn waren dat de Zaligsprekingen – en naar hun Abba of Amma, hun geestelijk vader of moeder. Eén van de Ouderen zei dat God twee soorten gehoorzaamheid van de monniken en nonnen vraagt: dat ze de Heilige Schrift gehoorzamen, én hun geestelijke vaders en moeders.
Dit intense luisteren moet uiteindelijk de influisteringen van het ‘ego’ – onze eigen wil – doen verstillen, en ons naar dat ‘kleine stille stemmetje’ – wat God voor ons wil – dat diep binnenin ons leeft, leren luisteren. Gehoorzaamheid is derhalve nauw verwant met zowel de deugd van armoede als met de deugd van nederigheid, bewust van je nood aan God en van je eigen beperkingen.
Het aandachtig luisteren is ook de kern van meditatie. We luisteren naar onze mantra, die opklinkt vanuit ons wezen. John Main zei het volgende: “Dit is het moment dat onze meditatie werkelijk begint … in plaats van dat we onze mantra zeggen of laten klinken, beginnen we ernaar te luisteren, terwijl de steeds dieper wordende aandacht ons omhult.” (John Main – Van Woord naar Stilte)
We verstillen onze gedachten door onze aandacht te concentreren en door het loslaten van onze geconditioneerde beelden, welke beide vaak producten zijn van onze emotionele verwonding, overstijgen we ons ‘ego’, het bewuste deel van ons wezen. Na een tijdje kunnen we ons ware zelf, de Goddelijke vonk in ons, onze gedachten en daden geheel laten doordringen. Evagrius benadrukte dat deze één-puntige aandacht de essentie van gebed is: “Als de aandacht het gebed zoekt, dan wordt het gevonden. Er is niets dat meer verwant is aan de aandacht dan het gebed en daarom moet het gecultiveerd worden.”
Dezelfde aandacht moest aan de Schrift geschonken worden. De vierde eeuw was nog steeds grotendeels een cultuur van mondelinge overdracht en tijdens de wekelijkse samenkomsten werd de Schrift voorgelezen (de synaxis). Werkelijke aandacht was belangrijk: “De Ouderen zeiden: Waar zat je met je gedachten, toen je tijdens de synaxis de woorden van de psalm niet tot je liet doordringen? Weet je dan niet dat je in de aanwezigheid van God bent en dat je tot God spreekt?”
Nadat ze de Schrift hadden aanhoord gingen de Woestijnmonniken gewoonlijk naar hun cel om één of twee verzen, die hen in het bijzonder hadden getroffen, te herhalen. Zij dachten niet na over de betekenis – hetgeen een moderne wijze van doen is – maar zij verinnerlijkten de woorden en lieten deze persoonlijk tot hen spreken. Vervolgens zou dit hen tot gebed en tot contemplatie leiden, terwijl ze in de stille aanwezigheid van God waren. Deze discipline ontwikkelde zich tot de ‘Lectio Divina’ van de Benedictijnse traditie – lectio, meditatio, oratio en contemplatio. Het herhalen van het heilig woord leidde tot de stilte van de eigenlijke contemplatie. Dit is het wezenlijke bestanddeel van de meditatiepraktijk, zoals die onderwezen werd door John Main en Laurence Freeman. Laurence Freeman zegt het zo: “We moeten de Schrift lezen, de Schrift proeven en de Schrift ons laten lezen.” En het vervolgens de manier waarop we ons leven leiden laten beïnvloeden.
De gave van tranen
door Kim Nataraja
Het doel van onze spirituele reis is in wezen hetzelfde als het doel dat beschreven staat in de volgende uitspraak over de Woestijnvaders en –moeders: “Wat de vaders het meest zochten was hun eigen ware zelf, in Christus. En om dat te verwerkelijken, moesten ze het valse, formele zelf dat onder de sociale dwang van de wereld geconstrueerd was volledig verwerpen.” (Thomas Merton). Wij moeten ons realiseren dat we meer zijn dan ons “valse, formele” oppervlakkige zelf. De spirituele reis is een pelgrimsreis naar “ons ware zelf, in Christus”.
Wij kunnen niet allemaal naar een echte woestijn gaan, maar we kunnen wel binnengaan in de innerlijke stilte en eenzaamheid die de meditatie ons verleent door onze gedachten los te laten, gedachten die meestal alleen maar cirkelen rond ons geconditioneerde zelf – en in die innerlijke stilte en vrede ervaren we wie wij werkelijk zijn: ‘ons ware zelf, in Christus’.
De eerste aanwijzing van geheeld worden bestaat vaak uit overvloedige tranen.
De Woestijnvaders en –moeders noemden dit zelfs “de gave van tranen”: ‘Bidt eerst voor de gave van tranen zodat je door middel van verdriet je aangeboren ruwheid mag verzachten. Vervolgens, nadat je je zonden aan de Heer hebt toevertrouwd, zul je hiervoor vergiffenis krijgen’. (Evagrius, hoofdstuk 5 uit Het Gebed). Deze tranen zijn de tranen die we niet vergoten toen we gekwetst werden, maar bovenal zijn ze een teken van een groeiend bewustzijn en berouw voor pijn die we anderen aandeden omdat we destijds vanuit onze onwetendheid en onze eigen kwetsuren handelden. De erkenning van zowel onze eigen wonden als de pijn die we anderen aandeden, is de meest belangrijke stap op het pad van een uiteindelijke heling.
Paulus noemde de wroeging, het berouw, het eerste doopsel. Je wordt gedoopt door je tranen. ‘Penthos’, de Griekse wortel van het woord ‘repentance’ (Engels voor berouw), betekent verdriet en rouw. Dit heeft niets te maken met schuld. Schuld is in feite een product van het ego. Door onszelf te beschuldigen van onze verkeerde daden, bewijzen we onszelf dat wij niet waardevol zijn; het bevestigt de lage achting voor onszelf. In plaats van genezing en vergeving lopen we vast in onze ondermijnende verwerping van onszelf. Maar echt berouw leidt tot een onmiddellijke vergeving zoals bovenstaande uitspraak van Evagrius laat zien. Daarover bestond ook bij de Woestijnvaders geen twijfel:
“Een soldaat vroeg aan een oude man: “Accepteert God berouw?” Het antwoord van de oude man was: “Zeg eens, mijn beste, als je jas gescheurd is, gooi je hem dan weg?”. De soldaat antwoordde: “Nee, ik herstel hem en gebruik hem weer”. De oude man zei tegen hem: “Als jij je eigen omhulsel spaart, zou God dan niet welwillend zijn voor zijn beeltenis?”.
(Vitae Patrum)
De tweede doop is volgens de heilige Paulus de doop van de Geest, die alleen mogelijk is nadat onze tranen de verharding van ons hart hebben verzacht, onze “ruwheid”, en die ons helpen ons egocentrisme los te laten. Zo wordt de sluier tijdelijk opgelicht en ontvangen wij een genadevolle ervaring van ‘ons ware zelf in Christus’ wanneer we besef krijgen van en open staan voor de liefhebbende en helende invloed van de Geest, die ons ware centrum binnenstroomt – een moment dat ons leven transformeert.
Metanoia
Kim Nataraja
‘Metanoia’ is een gesteldheid die verwant is aan de ‘gave van de tranen’ en ‘berouw’ en uit deze deugden ontspringt. De oorsprong van het woord komt van de twee Griekse woorden ‘meta’ en ‘nous’ vandaan. Het woorddeel ‘meta’ betekent ‘eraan voorbij gaan’ en impliceert ook verandering. ‘Nous’ betekent het ‘Intellect’; weliswaar niet de rationele intelligentie, maar de intuïtieve intelligentie. Deze intelligentie laat ons de waarheid omtrent iets intuïtief aanvoelen. Meister Eckhart, de Duitse mysticus uit de 14de eeuw, beschrijft dit intuïtieve weten als ‘zien met de ogen van het hart’, zoals ook veel vroege Kerkvaders deden. Hij spreekt van “zuiver geestelijke kennis; daar waar de ziel weggetrokken is uit al de lichamelijke zaken. Daar horen we zonder enig geluid en zien we voorbij de materie….” .
Het is een manier van begrijpen voorbij ons normale begrijpen; ons bewustzijn wordt getransformeerd; we gaan verder tot een diepere Werkelijkheid, we kunnen zelfs tot een ontmoeting met de Ultieme Werkelijkheid komen; het is de weg “waardoor God gezien kan worden” (Meister Eckhart). De vroege Christenen, in het bijzonder Clement en Origenes in de 2de eeuw, stelden het Platonische concept van ‘nous’ gelijk aan het ‘Beeld van God’ uit Genesis. In feite, zagen ze dit als ons contactpunt met God; het werd beschouwd als voornaamste deel van de ziel, de essentie van ons menszijn en in wezen ons gebedsorgaan. De vroege Kerkvaders waren het met elkaar eens dat dit ‘beeld’ zich in iedereen – zonder uitzondering – bevindt. Dit toegevoegd aan de Griekse theorie dat alleen ‘het gelijke het gelijke kan kennen’ – hetgeen volledig werd beaamd door Christelijke denkers, waaronder Thomas van Aquino en Meister Eckhart – impliceert dat we daarom God intuïtief kunnen leren kennen, omdat we in onze essentie al ‘gelijk Hem’ zijn; we hebben iets essentieels gemeen met het Goddelijke; Meister Eckhart noemt dit ‘de vonk’, ‘de burcht’ of soms ‘de grond’ van ons bestaan. Als we door en voorbij de ‘nous’ reiken, kunnen we ons realiseren wie we werkelijk zijn, n.l. kinderen van God. “Aan allen echter die Hem wel aanvaardden, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden.” (Joh 1,12)
Maar om bewust te worden van deze essentiële ‘gelijkenis’ moeten we ons zuiveren van onze ongeordende egocentrische emoties. Alleen dan kunnen we de werkelijke realiteit zien. Wat dit echt betekent kunnen we duidelijk zien bij Maria Magdalena (Joh 20,10-19). Na Jezus’ kruisiging gaat ze naar de graftombe, die ze leeg aantreft. Ze is radeloos, opgesloten in haar eigen pijn en angst. Ze is zo overstelpt door haar verdriet, dat ze zelfs als Jezus aan haar verschijnt Hem niet duidelijk kan zien. Ze herkent Hem niet en denkt dat Hij de tuinman is. Op het moment dat Jezus haar bij de naam noemt, breekt ze door haar versluierde beeld van de werkelijkheid met zijn focus op haar eigen emoties en behoeftes heen en ziet ze Hem in Zijn werkelijke gestalte.
Het woord ‘metanoia’ werd door de Woestijnvaders en –moeders ook wel gebruikt voor buigen, knielen, hetgeen duidelijk maakt dat de vereiste houding die kan leiden tot de genadegevende ‘metanoia’ er één was van nederigheid en berouw, een openheid van hart. ‘Metanoia’ – de ontdekking van wie je werkelijk bent en wie God/Christus is, is een bron van oneindige vreugde.
Apatheia en agape
door Kim Nataraja
De deugd van berouw helpt ons om ons gewaar te worden van onze egocentrische emoties en leidt tot nederigheid wanneer we ons steeds meer bewust worden van onze nood aan God en het feit dat wij zonder Christus niets kunnen. De erkenning van onze kwetsuren, als helend inzicht, leidt tot een groeiend gevoel van harmonie en evenwicht in ons emotionele leven. Daarenboven kunnen wij - omdat wij onszelf ondanks onze fouten bemind weten - steeds beter onze medemensen accepteren en liefhebben omdat wij onszelf weerspiegeld zien in hen. “Een monnik is een mens die zichzelf beschouwt als één met alle mensen, want hij lijkt voortdurend zichzelf te zien in ieder mens”. (Evagrius – hoofdstukken over het Gebed).
Evagrius noemde deze harmonieuze manier van zijn, waar we naar toe groeien met de hulp van genade, een combinatie van ‘apatheia’ en ‘agape’ – emotionele integratie en Goddelijke liefde die nauw verbonden zijn: “Agape is het kind van Apatheia”.
Cassianus gebruikte deze term ‘apatheia’ niet, maar noemde het ‘zuiverheid van hart’. Thomas Merton legt het als volgt uit: “zuiverheid van hart …. Een volledige acceptatie van onszelf en van onze situatie …..loslaten van alle bedrieglijke voorstellingen van onszelf, alle overdreven inschattingen van onze eigen capaciteiten, opdat wij kunnen gehoorzamen aan Gods wil zoals die tot ons komt”.
Contemplatieve mensen wordt vaak verweten dat hun inspanning “zelfzuchtig” is, dat zij alleen maar bezorgd zijn om hun eigen redding. Voor Evagrius en de Woestijnvaders en
-moeders was het gebed van het grootste belang; voor hen was dat de zin van het leven. En toch wordt er gezegd: “Het kan gebeuren dat tijdens ons gebed een broeder ons komt bezoeken. Dan moeten we kiezen: of we onderbreken ons gebed, of we stellen onze broeder teleur doordat we weigeren hem te woord te staan. Maar de liefde is groter dan het gebed. Gebed is één van de vele deugden, terwijl de liefde alle deugden in zich heeft”. (Johannes Climacus, 7e eeuw).
Pas als we zelf schoon schip hebben gemaakt, zijn we in staat waarlijk mededogen voor anderen te voelen en hulp te bieden: “Verkrijg zelf innerlijke vrede en duizenden om je heen zullen redding vinden” (St. Serafim van Sarov). Laten we nooit vergeten dat wij werkelijk allen één zijn in Christus en dat wat onze naaste overkomt onze grootste zorg is: “Leven en dood hangen af van onze naaste. Als we onze broeder voor ons winnen, winnen we God. Maar als wij aanstoot geven aan onze broeder, zondigen we tegen Christus” (St. Antonius). Het spirituele pad helpt ons om de kloof te dichten tussen onszelf en de ander. Wij zijn de hoeder van onze broeder. Als resultaat zal de wereld veel vrediger worden; niet omdat wij de wereld veranderen maar omdat wij onze eigen houding wijzigen: van zelfzuchtigheid naar bekommernis om elkaar, ongeacht familiebanden, achtergrond, cultuur of religie: “Wees zelf de verandering die je in de wereld zou willen zien” (Gandhi) – de essentie van Jezus’ leer.
Gemeenschap of werkelijke Eenheid
Kim Nataraja
Meister Eckhart gaat nog een stap verder dan de vroege christenen en stelt dat we God werkelijk kunnen kennen, dat we – in feite – zelfs reeds in dit leven volkomen eenheid met God kunnen bereiken: “Zo heb ik vaak gezegd dat er iets in de ziel is dat nauw verwant is met God, dat één is met Hem en niet slechts verenigd …… Het is een eenheid en een pure eenwording.” In de Innerlijke Burcht spreekt de heilige Teresa van Avila over het zevende vertrek van het geestelijk huwelijk als een permanente staat van eenheid, die verder gaat dan de extase. Moderne mystici spreken over Eenheidsbewustzijn.
Zoals we zagen, werd gelijkenis met het Goddelijke altijd geaccepteerd binnen het Christendom – de ziel als spiegel van God – maar totale gelijkheid werd vaak betwist. Toch lezen we in het ‘Evangelie van Thomas’: “Wie drinkt uit mijn mond zal worden zoals Ik en Ikzelf zal worden als hij en de dingen die verborgen zijn zullen hem openbaar worden.” Het besef van onderliggende eenheid en verbinding tussen de Werkelijkheid, de mensheid en de schepping met de Goddelijke Energie en het Bewustzijn, is ook Jezus’ gebed voor ons in zijn laatste toespraak tot de leerlingen: “Niet voor hen alleen bid Ik, maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven: opdat zij allen één mogen zijn, zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U; dat zij ook in Ons mogen zijn … Ik in hen zoals Gij in Mij, opdat zij volmaakt één zijn...”. (Joh 17,20 e.v.) Als we ons herinneren wie we werkelijk zijn, dan ‘weten’ en ‘zien’ we vanuit een intuïtieve context, dan staan we ‘oog in oog’: “Het oog waarmee ik God zie is hetzelfde oog waarmee God mij ziet. Mijn oog en dat van God is één oog en één schouwen, één weten en één liefhebben.” (Meister Eckhart)
Gemeenschap of werkelijke eenheid? Bede Griffith legt het op een mooie manier uit: ongetwijfeld verliest het individu elk gevoel van afgescheidenheid van de Ene en ervaart een volkomen eenheid, maar dat betekent niet dat het individu niet meer bestaat. Net zoals elk element van de natuur een unieke reflectie is van de enige Werkelijkheid, zo is elk mens een uniek middelpunt van bewustzijn in het universele bewustzijn.” (Bede Griffiths – The marriage of East and West). Wanneer we het besef van ons oppervlakkige zelf kwijt raken, worden we ons gedurende sommige, hoewel kortstondige, momenten bewust van de schoonheid van ons eeuwige zelf. We moeten het centrum van onze waarneming, ons bewustzijn verplaatsen: “We moeten niet kijken, maar moeten, als het ware, onze ogen sluiten en ons gezichtsvermogen inruilen voor een andere manier van zien. We moeten deze gave, die iedereen bezit, maar die maar weinigen gebruiken, laten ontwaken.” (Plotinus) We zullen niet bewust worden van wie we werkelijk zijn, onze eeuwige erfenis, als we niet leren deze twee verschillende niveaus van bewustzijn te gebruiken. Dat is slechts de eerste stap; de volgende stap is hoe we deze twee manieren van zijn met elkaar in overeenstemming brengen: “Dan – na mijn rusten in het Goddelijke, wanneer ik afgedaald ben van de Intelligentie naar het verstandelijke geredeneer, vraag ik me verbijsterd af hoe ik ooit beneden aankwam.” (Plotines Ennead 4.8.1) We kunnen ons vreemdelingen in de wereld voelen en toch moeten we deze ervaringen integreren in ons dagelijks leven. Hoe doen we dit?
Plotinus*, een filosoof en mysticus die in de 2de eeuw leefde, had veel invloed op de eerste christenen. Evagrius, die in de 4de eeuw leefde, was zeer door hem geïnspireerd. Deze Plotinus geeft ons het antwoord en dat is gelegen in de beoefening van de deugden (het loslaten van de egobestuurde begeerten) – en de contemplatie. Deze twee disciplines helpen ons om de verbinding tussen de mystieke ervaringen en het dagelijks leven te behouden.
* “In Plotinus komen bijna alle belangrijke denkstromingen uit 800 jaar Griekse bespiegeling samen; hieruit ontstaat een nieuwe stroming, die ertoe bestemd is om geesten, zo verschillend als die van Augustinus, Dante, Meister Eckhart, Henri Bergson en T.S. Eliot te bevruchten.” (E.R. Dodds, vriend van T.S. Eliot)
Het zuiveren van emoties
door Kim Nataraja
We hebben gezien hoe belangrijk de deugden van berouw en nederigheid zijn voor onze spirituele groei. Er zijn echter sterke egocentrische emoties die elke vooruitgang kunnen blokkeren. In één van zijn populairste werken, ‘Praktikos’, schrijft Evagrius (de Woestijnvader par excellence uit de 4e eeuw en de leraar van Cassianus) het volgende: “Het ascetische leven is de spirituele methode om het gevoelsleven van de ziel te zuiveren”. Hoewel Evagrius de problemen behandelde van de asceten die onder zijn hoede leefden, is zijn advies psychologisch gezien zo degelijk, dat het net zo goed van toepassing is op gewone mensen zoals wij die ernst maken met de spirituele weg.
Evagrius gebruikt de term “demonen” voor de overweldigende egocentrische verlangens die ons gedrag kunnen aansturen en die onze blik uitsluitend op de waarneembare wereld gericht houden. Moderne mannen en vrouwen kunnen wellicht worden afgeschrikt door deze terminologie, maar hij refereert aan de sterke, egocentrische emoties die het resultaat zijn van de diepe en instinctieve overlevingsdrang en de behoeften om ons veilig te voelen, macht en controle uit te oefenen en achting te verwerven – wanneer aan deze behoeften niet tegemoet is gekomen.
Het ‘ego’ is ons overlevingsinstinct, we hebben het nodig en het is waardevol – het is een geschenk van God. We hebben dit instinct nodig om te kunnen omgaan met de gevaren in de omstandigheden waarin we ons bevinden; aan onze behoeften om te overleven moet tot op zekere (gezonde) hoogte worden voldaan. Maar als we merken dat hieraan niet tegemoet gekomen is, vooral vanaf onze vroegste kindertijd, moeten wij er ons bewust van worden dat – en in welke mate – deze natuurlijke verlangens vervormd en buiten proportie zijn geraakt en hoe ze krachten zijn geworden die nu ons gedrag onbewust en op een demonische manier bepalen. Dan, zo waarschuwt Evagrius, moeten ze zodanig gezuiverd worden dat ze hun natuurlijke, evenwichtige staat weer bereiken.
Volgens hem is het onze taak om onze persoonlijke demonen te leren herkennen. Dit doen we met behulp van gebed/meditatie – door spirituele krachten aan te roepen ons te helpen – en door de inspanning om tot zelfkennis en bewustzijn te komen door middel van het observeren van onze gedachten. Evagrius vraagt ons niet om de gebruikelijke en onbelangrijke rotzooi die over de oppervlakte van onze geest drijft, te observeren. Dat zou zinloos en uitermate vervelend zijn. Het gaat hem om de diepe gedachten die de uitdrukking zijn van onze onvervulde behoeften en ongezuiverde verlangens. Wij moeten aan deze belangrijke gedachten en hun associaties de aandacht geven die zij verdienen. Zij zijn de enige aanwijzingen die wij hebben omtrent onze werkelijke motivaties, ten goede of ten kwade. Toch doen wij dit werk niet alleen voor onszelf: door de zuivering van onze eigen emoties, door de heling van onze eigen kwetsuren, wordt de rivier van pure liefde die door ons ware zelf stroomt, niet meer gehinderd – met het resultaat dat we open staan en compassie voelen voor anderen.
Ja, soms gaat het leven inderdaad alleen om overleven. Toch zijn er mensen die zelfs in de meest afschuwelijke omstandigheden het gevaar voor zichzelf negeren en handelen met integriteit, liefde en mededogen. Etty Hillesum, de Nederlandse mystica, die in een Nazi concentratiekamp stierf in de Tweede Wereldoorlog, steunde en troostte iedereen om haar heen vol liefde, omdat ze de Goddelijke essentie binnenin iedereen waarnam. “Maar dit ene wordt me steeds duidelijker: dat Jij ons niet kunt helpen, maar dat wij Jou moeten helpen en door dat laatste helpen wij onszelf. En dit is het enige wat wij in deze tijd kunnen redden en ook het enige waar het op aankomt: een stukje van Jou, in onszelf, God … Dat Jij ons niet kunt helpen, maar dat wij Jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar Jij huist, tot het laatste toe moeten verdedigen”.
Het doel van onze meditatiepraktijk is niet om het ‘ego’ uit te bannen, maar om het ‘ego’ te openen voor de helende kracht van de Geest, Die ons helpt om contact te maken met “dat stukje van Jou, God”.
Richt je geest op Gods Koninkrijk
Kim Nataraja
De afgelopen vijf weken hebben we gezien dat de focus op ons ware zelf (de goddelijk vonk in onszelf), alsmede berouw, nederigheid en het zuiveren van onze egocentrische emoties van wezenlijk belang zijn:
“Ga binnen in jezelf en kijk: als je jezelf nog niet mooi genoeg vindt, doe dan zoals een beeldhouwer doet met een beeld dat hij mooi wil maken; hij bijtelt één stukje weg en effent een ander, maakt een plekje glad en een ander duidelijker, net zolang totdat het beeld een prachtig gezicht vertoont. Doe zoals hij en verwijder wat overbodig is, maak recht wat oneerlijk is, en houdt er nooit mee op om je eigen beeld te boetseren, totdat de goddelijke pracht van de deugd uit jou tevoorschijn straalt … Open je ogen en zie.” (Plotinus – Enneads I 6,9,7-24)
Maar wat zien we? Wie of wat is het Goddelijke? Clement van Alexandrië – één van de vroege Kerkvaders – zei: “Met het besef van puur zijn kom je het dichtst bij God … Hij is onuitsprekelijk, voorbij alle woorden, voorbij elk concept, voorbij elke gedachte.”
We kunnen God of wat we ervaren niet beschrijven. Met onze rationeel verstand proberen we betekenis te geven aan iets dat ons intuïtieve bewustzijn gewaar werd, en dat is werkelijk onmogelijk. Bede Griffiths zei: “Het lijkt mij dat we uiteindelijk boven elke vorm van gedachte moeten uitstijgen – zelfs boven die van de Drie-eenheid, de Incarnatie … Deze behoren allemaal tot de wereld van de tekens – de manifestaties van God in het menselijk denken – maar God Zelf, de Waarheid zelf ligt voorbij elke vorm van denken.”
Het is belangrijk om ons centrum van waarneming te laten verschuiven van de oppervlakte naar de diepte. Dan ervaren we dat “de aanwezigheid van Jezus – zijn Heilige Geest – in ons aanwezig is en ons roept om volledig bewust te worden op dit niveau van ons zijn. We ontwaken tot onszelf in een oogwenk, tot de Geest die in ons leeft, en van daaruit naar het bewustzijn van gemeenschap met God zelf waartoe we allen geroepen zijn om erin te delen. We ontwaken dus niet tot een platonische eenzaamheid maar tot een volledige gemeenschap met alle zijn in het Zijn zelf.” (John Main – Van Woord naar Stilte)
Dan laten we door onze getransformeerde houding Gods natuur zien: “Elke ziel is, en wordt, datgene waarover ze contempleert.” (Plotinus) We hoeven alleen maar te zitten en te wachten:
Ik zei tot mijn ziel, wees stil, en laat de duisternis over je komen
het zal de duisternis van God zijn.
Ik zei tot mijn ziel, wees stil, en wacht zonder hoop
want hoop zal hoop zijn op het verkeerde;
er is niettemin geloof.
Maar het geloof en de liefde en de hoop groeien in het wachten.
Wacht zonder gedachte, want je ben niet klaar voor overdenking:
Aldus zal de duisternis licht worden, en de stilte zal dansen.
(T.S. Eliot - Four Quartets)
I said to my soul, be still, and let the dark come upon you
which shall be the darkness of God.
I said to my soul, be still, and wait without hope
for hope would be hope for the wrong thing;
there is yet faith.
But the faith and the love and the hope are all in the waiting.
Wait without thought, for you are not ready for thought:
So the darkness shall be the light, and the stillness the dancing.
(T.S.Eliot – Four Quartets)
De wortels van de christelijke mystiek
door Kim Nataraja
We hebben in de afgelopen weken een aantal essentiële aspecten van meditatie onder de loep genomen. Die aspecten waren allemaal gebaseerd op de leer van de vroege Kerk en met name op het onderricht van Evagrius, de leraar van Cassianus, en één van de meest invloedrijke Woestijnvaders. Maar wat zorgde ervoor dat de eerste Christenen in de 4e eeuw zich in de woestijn vestigden, eerst rond de stad Alexandria en daarna in Palestina en Syrië?
Het was een verlangen om een authentiek christelijk leven te leiden, dat gebaseerd was op het onderricht van Jezus en derhalve op diep contemplatief gebed. Maar Christus werkelijk volgen werd ook gezien als Hem volgen tot in de dood: het ‘martelaarschap’ was een belangrijk motief. “Het leven van Pachomius” beschrijft het effect dat de martelaren hadden op het geloof van Christenen en het leven dat zij wilden leiden: “Het geloof groeide in grote mate binnen de kerken in ieder land en er ontstonden kloosters en verblijfplaatsen voor asceten want zij, die de eerste monniken waren, hadden het uithoudingsvermogen van de martelaren aanschouwd”.
Sinds keizer Constantijn het Christendom had aanvaard, waren de vervolgingen gestaakt.
De mensen die zich in de woestijn verkozen terug te trekken, beschouwden dit en het opgeven van alles wat belangrijk werd geacht in het leven – gezin, huwelijk, een goede functie in de maatschappij en het bezitten van eigendommen – als een soort alternatief martelaarschap, een ‘wit’ martelaarschap in tegenstelling tot het ‘rode’ martelaarschap van de echte martelaren. Behalve dat, was Constantijn bezig geld te besteden aan de bouw van kerken en aan de financiële ondersteuning van bisschoppen; in feite veranderde dit het hele karakter van de vroege Kerk. Het aantal praktiserende Christenen steeg in de daarop volgende decennia van 3 tot 30 miljoen. Het loonde aanzienlijk om een Christen te zijn.
Bij deze kentering uitte de heilige Johannes Chrysostomus zijn ongenoegen in krachtige bewoordingen in zijn “Homilieën in Efesus”. “De kerken worden geteisterd door ongehoord onheil. De voornaamste ambten worden te koop aangeboden. Overdadige weelde, enorme macht en luxe vernietigen de integriteit van de Kerk”.
Niet alleen waren sommige toegewijde Christenen verontrust door de veranderde positie van het Christendom, maar ze waren ook met ontzetting vervuld door de toenemende decadentie in de maatschappij. “De maatschappij werd (door de Woestijnvaders) beschouwd als een scheepswrak waar ieder individu vandaan moest zwemmen om zijn leven te redden”. (Thomas Merton)
Dit gaf hen nog meer aanleiding om te vertrekken en de boodschap van het Evangelie te beleven in de eenzaamheid van de Egyptische woestijn met de uitspraak van Paulus als basisregel voor hun leven: “”Stem uw gedrag niet af op deze wereld. Maar wordt andere mensen, met een nieuwe visie” (Rom. 12:2).
Hoe dan ook, de behoefte om zich terug te trekken en om de eigen spirituele praktijk te intensiveren was niet slechts een reactie op de situatie waarin de vroege Christenen zich bevonden. Het lijkt er ook op dat het een natuurlijke ontwikkeling is die in de loop van de tijd plaats vindt.
Oosters en Westers Christendom
Kim Nataraja
Deze invloedrijke bloei van het christelijke contemplatieve gebed in de woestijn van Egypte, Palestina en Syrië duurde ongeveer twee eeuwen. Aan het begin van de 5de eeuw bracht Cassianus het mee naar het Westen. In 415 stichtte hij twee kloosters in Marseille, één voor vrouwen en één voor mannen. In zijn ‘Instellingen – Leven en streven van monniken’ en zijn ‘Gesprekken’ reikt hij ons zijn kennis en ervaring van de eerste Christelijke woestijngemeenschappen en hun onderricht aan, vooral die van Evagrius. In diens geschriften komt John Main de meditatie op het spoor, een discipline die de geest tot rust brengt door het herhalen van een korte ‘formule’ of kort gebed. “O God, kom mij te hulp, Heer, haast u mij te helpen” (Psalm 70,2). De heilige Benedictus haalde Cassianus later herhaaldelijk aan in zijn ‘Regel’ en moedigde zijn monniken aan de ‘Gesprekken’ van Cassianus dagelijks te lezen. In de Donkere Eeuwen aan het eind van de 6de eeuw die volgden op de migratie van de Germaanse stammen en de afbraak van het Westerse Romeinse Rijk ging deze praktijk die tot contemplatie leidt echter ondergronds. Het behoorde tot het vakgebied van een paar heiligen en bloeide in het algemeen meer op in bepaalde roerige en onzekere tijden. Pas in onze eeuw ontdekte John Main deze manier van bidden opnieuw en hij gaf aan dat deze manier voor iedereen geschikt is.
In het Oosten bleef deze vorm van bidden de spiritualiteit van de Orthodoxe Kerk nochtans voeden. Het onderricht van de 4de-eeuwe Woestijnmonniken, zoals dit is opgeschreven door o.a. Evagrius en Diadochus van Photike, bleef grote invloed uitoefenen, vooral hun vermaning om ‘voortdurend te bidden’ door het herhalen van een korte zin. Deze contemplatieve vorm van bidden werd eerst bekend als het ‘Gebed van de Naam’, daarna als het ‘Gebed van het Hart’ en vervolgens als het ‘Jezusgebed’.
De oorsprong van het ‘Jezusgebed’ stamt uit de Evangeliën:
De blinde bedelaar Bartimeüs roept: ‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij.’ (Mc 10,47) en de tollenaar, die alleen maar zegt: “O God, wees mij, zondaar, genadig” (Lc 18,13) wordt door Jezus geprezen.
Beroemde theologen die onderricht gaven over het ‘Jezusgebed’ waren St. Simeon, de Nieuwe Theoloog (10de eeuw), St. Gregorius Palamas (14de eeuw), St. Nicodemus van de Heilige Berg en St. Seraphim van Sarov (18de eeuw) en Theophanus de Kluizenaar (19de eeuw).
Het ‘Jezusgebed’ werd door Griekse missionarissen naar Rusland gebracht. Daar zorgde de vertaling van de ‘Filokalia’ en de anonieme 19de-eeuwse klassieker uit de Russische Orthodoxe spiritualiteit ‘De weg van de pelgrim’ ervoor dat het Westen opnieuw aandacht kreeg voor deze vorm van gebed. Net zoals in de visie van John Main werd het de manier van bidden voor de gewone mens van elke rang en stand i.p.v. dat het slechts het behoorde tot het vakgebied van een paar heiligen.
Het is prachtig te zien hoe vanuit een zelfde bron, de Woestijnspiritualiteit en vooral de leringen van Evagrius, een manier van bidden voortkwam die nu zowel door de Westerse als door de Oosterse Christenheid beschouwd wordt als een authentieke vorm van bidden voor de gewone Christen.
Verschillende soorten gebed
door Kim Nataraja
In het 9e Gesprek van Johannes Cassianus begint Abba Isaac, één een van de Woestijnvaders, hem en zijn vriend Germanus over het gebed te onderwijzen.
Hij legt er om te beginnen de nadruk op dat er verschillende soorten gebed bestaan: “De apostel Paulus noemt vier soorten gebed. ‘Allereerst vraag ik u gebeden, smekingen, voorbeden en dankzeggingen te verrichten voor alle mensen.’ (1 Tim. 2:1). We mogen er zeker van zijn dat deze onderverdeling niet zomaar door Paulus werd gemaakt. Daarom moeten we ons eerst afvragen wat er wordt bedoeld met gebed, met smekingen, met voorbeden en met dankzeggingen.” aanhalingsteken weg Abba Isaac gaat verder en geeft gedetailleerde uitleg over deze soorten gebed en over het geschikte moment voor deze gebeden, en hij besluit: “Vandaar dat al deze soorten gebed…voor iedereen waardevol zijn voor alle mensen en zelfs erg nodig.” Hij laat zien hoe Jezus deze verschillende soorten gebed zelf gebruikte. Daarna geeft hij uitleg over het gebed dat Jezus ons leerde, het “Onze Vader”, en hij noemt dit het meest volmaakte gebed. Maar uiteindelijk komt hij bij de meest begerenswaardige van alle gebeden: ‘zuiver gebed’, ‘contemplatie’, wanneer wij ons er niet langer bewust van zijn dat wij bidden. Hij citeert de heilige Antonius: “Gebed is niet volmaakt als de monnik zich bewust is van zichzelf en van het feit dat hij in gebed is.” Abba Isaac benadrukt dat alle vormen van gebed kunnen leiden tot het ‘zuivere gebed’- wat hiervoor nodig is, is doorzettingsvermogen en vertrouwen. Hier is doorzettingsvermogen en vertrouwen nodig.
Vervolgens maant hij hen om: “het voorschrift van het Evangelie op te volgen dat ons de aanwijzing geeft (Mt. 6,6) in onze binnenkamer te gaan, de deur achter ons te sluiten en te bidden tot onze Vader. We bidden in onze kamer als we onze harten volkomen terugtrekken van het geroezemoes van gedachten en zorgen; wanneer we onze gebeden in het verborgene bekend maken aan onze Heer, als het ware in de intimiteit. We bidden met een gesloten deur wanneer wij, met gesloten lippen en in volkomen stilte, bidden tot Hem die onze harten peilt en niet onze stemmen de onderzoeker van harten en niet van stemmen.” Hier beschrijft hij de basis van contemplatie zonder hen te vertellen hoe zij ‘in hun binnenkamer’ moeten gaan. Maar in het volgende Gesprek legt hij wel uit hoe dit gedaan wordt als Cassianus en Germanus laten merken dat zij klaar zijn voor dit soort gebed door de juiste vragen te stellen. Nu zijn we aangekomen bij de manier van bidden die John Main tot zijn vreugde in Cassianus’ onderricht leer ontdekte: bidden met een ‘formula’ die tot contemplatie leidt.
Abba Isaac beperkt dit soort gebed niet tot bepaalde tijden momenten van de dag maar spoort Cassianus en Germanus aan tot “onophoudelijk gebed”. “Je zou, meen ik, voortdurend moeten mediteren op dit gebed in je hart. Je zou niet moeten stoppen met het te herhalen, wat voor werk je ook doet of welke dienst je ook verricht of wanneer je op reis bent. Mediteer hierop terwijl je slaapt en eet en aan de minste van de natuurlijke behoeften gevolg geeft.”
Hoewel het niet valt te ontkennen hoe belangrijk deze manier van bidden voor ons is en voor de vroege Christenen was, moeten we niet vergeten dat het slechts één manier van de vele is. Laurence Freeman gebruikt het beeld van een gebedswiel: “Denk aan het gebed als aan een groot wiel. Het wiel draait ons hele leven naar God toe….De spaken van het wiel vertegenwoordigen de verschillende manieren van gebed. Wij bidden op verschillende manieren, op verschillende tijden en afhankelijk van onze gemoedsgesteldheid….De spaken zijn de vormen of uitdrukkingen van gebed die passen in de naaf van het wiel, wat het gebed van Jezus zelf is… Alle vormen van gebed zijn van waarde geldig. Alle vormen zijn effectief. Zij worden ingegeven door het gebed van het menselijk bewustzijn van Jezus, dat in ons aanwezig is door de genade van de Heilige Geest.”(Laurence
Wat is mystiek?
door Kim Nataraja
Het onderricht vanuit de mystieke traditie vormt de achtergrond van deze reeks brieven. We hebben reeds iets van de wijsheid uit de Woestijn vernomen en we zullen in de volgende brieven doorgaan met kijken naar het onderricht van de mystici door de eeuwen heen tot in onze tijd.
Maar wat is mystiek en wat is het belang van de mystici in deze tijd voor ons? Mystiek is een modern woord. De vroege Christenen gebruikten deze term niet en spraken alleen over bepaalde ervaringen die mystiek waren.
Bernard McGinn, een oplettend en goed geïnformeerd schrijver die zich in zijn serie boeken over de geschiedenis van de Westerse Mystiek met dit onderwerp heeft beziggehouden, zegt: “Het mystieke element in het Christendom is dat deel van het geloof en beoefening wat de voorbereiding voor, het bewustzijn van en de reactie op wat beschreven kan worden als onmiddellijke of directe aanwezigheid van God betreft.”
In wezen is dit de reden waarom we ons serieus bezighouden met meditatie, contemplatief gebed. Het stelt ons in staat door het rationele niveau van ons gewone bewustzijn heen te breken naar een hoger intuïtief niveau van bewustzijn. Het leert ons ‘het zelf los te laten’, onze zelfgecentreerde visie van de realiteit te laten varen en hierdoor kunnen we ons ego overstijgen en een ruimer, opener manier van zien bereiken. Het beweegt ons van een werkelijkheid die gebaseerd is op kennis naar een werkelijkheid, die verkregen wordt door de wijsheid van de Goddelijke Werkelijkheid. Dan krijgen we inzicht waardoor we ‘weten’ zonder te weten en worden we gehuld in liefde. Het is een manier om volkomen levend te worden, van een leven dat gericht is op overleving naar een leven vol betekenis, zoals John Main dit zo prachtig verwoordt:
“Steeds meer gaan mannen en vrouwen in onze samenleving begrijpen dat onze persoonlijke problemen en de problemen die we tegenkomen als samenleving in wezen spirituele problemen zijn. Steeds meer mensen begrijpen dat de menselijke geest geen vervulling kan vinden in louter materieel succes of voorspoed. Het is niet zo dat materieel succes of voorspoed in zichzelf slecht is, maar ze zijn eenvoudigweg niet adequaat als het essentiële laatste antwoord op de menselijke omstandigheden … Om onszelf te kennen, te begrijpen en om onze problemen en onszelf in het juiste perspectief te gaan zien, hoeven we alleen maar contact te maken met onze geest.” In feite ziet hij dit als onze voornaamste verantwoordelijkheid als mens: “Onze belangrijkste taak is … om onze eigen geest gewaar te worden omdat deze onze vitale verbindingslijn is met de Geest van God.”
Meditatie leidt ons op de weg die ons ‘onze eigen geest laat vinden’ en deze weg is niet alleen voor de mystici, maar voor ons allemaal. De mystici zijn onze onderzoekswetenschappers; zij bewijzen dat het mogelijk is en alles wat zij zeggen is niet gebaseerd op theorie, maar op ervaring. Toewijding en trouwe volharding leiden ons naar onze Kern, naar de aanwezigheid van de geest binnenin ons, waar onze essentie “doorstraald en hernieuwd wordt door de liefhebbende overvloed van het leven van de Drie-eenheid.” (Van Woord naar Stilte – John Main).
Nederigheid
door Kim Nataraja
In de wereld waarin wij leven wordt de deugd van nederigheid niet gewaardeerd.
In tegendeel, want wat wordt nagestreefd zijn assertiviteit, overduidelijk zelfvertrouwen, materieel succes, beroemd zijn en geacht worden in de ogen van anderen. Wij stellen zelfs nederigheid gelijk met vernedering. En wie vindt het nou fijn om vernederd te worden?
Maar voor de Woestijnvaders en –moeders betekende nederigheid nooit vernedering; het was een noodzakelijke manier van leven. Ook de heilige Benedictus beschouwde nederigheid als één van de voornaamste deugden. Zijn beschrijving past duidelijk binnen de context van een klooster, maar het is nog steeds relevant voor onze tijd. Hij beschrijft de stappen naar nederigheid als een ladder met twaalf treden. De eerste twee treden vormen de basis om de deugd van nederigheid te verkrijgen: “De eerste stap naar nederigheid is dus dat wij de eerbied voor God altijd voor ogen houden en dat nooit vergeten”. Wij eerbiedigen God in de natuur en in de kosmos die ons omringt, wij nemen intuïtief het onzichtbare waar in de zichtbare manifestatie en respecteren de goddelijke aanwezigheid in de mensen die wij ontmoeten.
Deze houding van ontzag en eerbied leidt ons naar het besef van onze nood aan God en naar de tweede stap van nederigheid op de ladder van Benedictus: om een egocentrische kijk op het leven los te laten. Onze stelregel moet zijn: “Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede” (Lukas 22,42), waarbij wij niet denken aan ons eigen voordeel en onze eigen gevoelens maar in plaats daarvan aan de noden van anderen. “Gelukkig is de monnik die het welzijn en de vooruitgang van alle mensen met evenveel vreugde beziet als betrof het hemzelf”. (Evagrius)
De volgende stappen op de ladder leggen nadruk op het belang van gehoorzaamheid – het diepgaande luisteren, waar we in de vorige lesbrieven naar gekeken hebben.
De negende stap op de ladder is “dat we onze tong onder controle houden en zwijgen, niet spreken tenzij er een vraag wordt gesteld.” Met andere woorden, er wordt ons gevraagd naar anderen te luisteren in plaats van het recht op te eisen gehoord te worden. Hier gaat het weer om onze egocentrische trots en onze sterke gehechtheid aan de waarheid van onze eigen mening. Dit deel van de deugd van nederigheid was vrij uitdagend, zelfs voor Evagrius. Er bestaat een verhaal over hem toen hij voor het eerst in de woestijn aankwam. Hij vroeg (waarschijnlijk aan Macarius de Grote) het volgende: “Geef mij een advies waardoor ik mijn ziel kan redden”. Dit was de normale manier waarop men een oudere monnik aansprak. De Woestijnkluizenaars onderrichten diegenen die naar hen toekwamen met weinig woorden, maar die woorden waren altijd doeltreffend want zij wisten intuïtief wat de ander nodig had om te horen. Dan gaat het verhaal verder: “De grijsaard antwoordde hem: ‘Als je je ziel wilt redden, spreek dan niet voordat je een vraag wordt gesteld’. Voor Evagrius was dit soort advies nogal storend en hij gaf dan ook blijk van enige ergernis dat hij om de gedachte had gevraagd: “Inderdaad, ik heb veel boeken gelezen en ik kan dit soort instructies dan ook niet aanvaarden”. Het is niet moeilijk om te zien dat Evagrius nog wat aan zijn trots moest sleutelen! Het verhaal gaat ironisch verder: “Hij had veel profijt van zijn bezoek gehad en verliet de oude monnik”.
Wij hebben deze stappen op de ladder van nederigheid nodig voor de beoefening van meditatie. We moeten onze geest gericht houden op de aanwezigheid van God en onze egocentrische ideeën over prestatie en trots loslaten. In alle nederigheid, terwijl we onze nood aan God kennen, zetten we onze praktijk door. De vrede van God die alle begrip te boven gaat, is een geschenk en geen prestatie om trots op te zijn. Daarom beginnen we elke dag opnieuw in ware nederigheid, geloof en hoop. John Main en Laurence Freeman herinneren ons aan de noodzaak hiervan door te benadrukken dat wij allemaal beginners zijn; het maakt niet uit hoe lang we op het pad zijn.
Woede
door Kim Nataraja
Zowel de Woestijnvaders en – moeders als de mystici van alle tijden laten zien dat het trouw beoefenen van gefocuste aandacht tijdens het mediteren of het gebed leidt tot een ruimer bewustzijn. Het begint echter met meer bewustzijn van ons verwonde ego en hoe de conditionering daarvan ons geestelijk bewustzijn van de Aanwezigheid van Christus ons blokkeert. We gaan merken hoe automatisch we reageren op een emotionele prikkeling. Bovendien vergeten we vaak dat de oorzaak binnenin ons ligt:
Een broeder was rusteloos in de gemeenschap en ontstak vaak in woede. Dus zei hij tot zichzelf: “Ik zal weggaan en ergens op mezelf gaan wonen. En als ik dan tot niemand meer kan spreken of naar niemand meer kan luisteren, dan zal ik rustig worden en zal mijn ontvlambare woede verstommen.” Hij verliet de gemeenschap en ging alleen in een grot wonen. Op een dag vulde hij zijn kruik met water en zette deze op de grond. Plotseling viel deze om. Hij vulde hem opnieuw, en weer viel deze om. Toen dit voor de derde keer gebeurde pakte hij de kruik woedend op en brak hem. Toen hij tot zichzelf kwam, wist hij dat de demon van de woede met hem had gespot en hij sprak tot zichzelf: “Ik zal teruggaan naar de gemeenschap. Waar je ook woont, overal moet je moeite doen en heb je geduld nodig en boven alles de hulp van God.”
Dit verhaal leert ons dat bewustzijn ons in staat zal stellen te kiezen en niet te reageren zoals wij gewoonlijk doen. Als de stilte van regelmatige meditatie ons de innerlijke intuïtieve stem van het ‘zelf’ laat horen voorbij het gebabbel van het oppervlakkige ‘ego’, dan krijgen we inzicht in de geconditioneerde wortels van ons huidige gedrag. We worden ons bewust van het feit dat we op een bepaald moment en op een bepaalde plaats besloten tot deze blinde reacties en dat deze nu niet langer relevant zijn. Een houding van onthechting t.o.v. het gedrag van het ‘ego’, een beetje afstand nemen, schept ruimte tussen de stimulus en de response, een ruimte waarin een keuze gemaakt kan worden hoe je wilt reageren. Dit is echte vrijheid. We kunnen door hun weerbarstige onvermijdelijkheid heen breken, het starre patroon kan tot ontspanning komen, gebruikelijke defensieve structuren kunnen worden verwijderd en een vrije creatieve respons wordt mogelijk. Meditatie helpt ons hierbij.
Net zoals bij de monnik in het bovenstaande verhaal reageren we vaak met woede of depressie – het resultaat van onderdrukte woede. In het gedetailleerde onderricht van de Woestijntraditie wordt deze ‘Demon van de Woede’ uitvoerig overdacht. De kluizenaars van de Woestijn overwogen dat een manier van omgaan met de automatische woedereactie op de belediging van anderen de deugd van nederigheid was, waar we reeds over spraken. Het doet me aan een Zenverhaal denken: “Een kluizenaar, die in het bos vlakbij een stad woonde, werd op zekere dag geconfronteerd door een woedende menigte stadsbewoners, die hem ervan beschuldigden een jong meisje zwanger te hebben gemaakt. “Werkelijk?” was alles wat hij zei. Hij nam het jonge meisje bij zich en zorgde voor haar. Na een tijdje ging het jonge meisje terug naar de stad en bekende haar ouders dat ze gelogen had; de zoon van de buren, van wie ze hield, was de vader. De stadsbewoners gingen terug naar de kluizenaar, vertelden hem het verhaal en verontschuldigden zich overvloedig. Het enige wat hij zei was: “Werkelijk?”
Over oordelen
door Kim Nataraja
Een van de moeilijkste dingen in het leven is niet over anderen oordelen; en dat niet alleen, maar ook niet over onszelf oordelen. Er bestaat een gezegde van de Woestijnvaders: “De oude monniken plachten te zeggen ‘er is niets kwalijkers dan een oordeel vellen’. Zij kenden de harten en geesten van hun medemensen; zij waren uitstekende psychologen. Zij beseften dat wij onze eigen onopgeloste conflicten tonen door te roddelen, anderen te beoordelen en te bekritiseren. Deze onopgeloste conflicten komen voort uit onze innerlijke verwondingen, onze conditionering en onze onvervulde behoeftes. “Innerlijke vrijheid wordt niet gauw verkregen door iemand die zijn eigen ogen niet kan sluiten voor de fouten van een vriend, of ze nou werkelijk zijn of ingebeeld” (Maximus de Belijder).
Dit zijn onaangename gevoelens en om die reden projecteren wij ze op anderen. We beoordelen en bekritiseren anderen voor gedrag dat het onze zou kunnen zijn: “Wijs nooit met een misprijzende of oordelende vinger naar je medemens, want als je zo wijst, zijn er drie vingers die naar jou terug wijzen”(Bear Heart – “De Wind is mijn Moeder”) .
Projectie zorgt er ook voor dat wij anderen de schuld geven voor onze eigen tekortkomingen:
Een broeder was rusteloos in de gemeenschap en ontstak vaak in woede. Dus zei hij tot zichzelf: “Ik zal weggaan en ergens op mezelf gaan wonen. En als ik dan tot niemand meer kan spreken of naar niemand meer kan luisteren, dan zal ik rustig worden en zal mijn ontvlambare woede verstommen.” Hij verliet de gemeenschap en ging alleen in een grot wonen. Op een dag vulde hij zijn kruik met water en zette deze op de grond. Plotseling viel deze om. Hij vulde hem opnieuw, en weer viel deze om. Toen dit voor de derde keer gebeurde pakte hij de kruik woedend op en brak hem. Toen hij tot zichzelf kwam, wist hij dat de demon van de woede met hem had gespot en hij sprak tot zichzelf: “Ik zal teruggaan naar de gemeenschap. Waar je ook woont, overal moet je moeite doen en heb je geduld nodig en boven alles de hulp van God.”
Behalve dat, blokkeren wij de ander en verhinderen wij hun mogelijke vooruitgang en groei. Wij ontnemen hen de mogelijkheid om te veranderen en we sluiten hen op in een bepaald moment in de tijd: “Abba Xanthias zei ‘De dief hing aan het kruis en werd gerechtvaardigd door een enkel woord; en Judas, die tot het aantal apostelen werd gerekend, raakte al zijn inspanningen in één enkele nacht kwijt en daalde van de hemel af in de hel’. (Verhalen van de Woestijnvaders).
Wat wij andere aandoen, doen wij voortdurend onszelf aan. Meditatie helpt ons deze niet-oordelende houding te verwerven. En toch, vooral tijdens de meditatie, zijn we vaak onszelf aan het bekritiseren: “Waarom is mijn geest altijd vol gedachten? Waarom kan ik niet stilzitten?” Oordeel niet. Accepteer het zoals het is. Observeer alleen maar en benoem objectief wat door je geest speelt en keer dan rustig terug naar je mantra. Word een onpartijdige toeschouwer. Deze benadering wordt al gauw een integraal onderdeel van je wezen en leidt naar objectiviteit, onthechting en bewustzijn.
De kracht van het gesproken woord
Kim Nataraja
Hij zei ook: “Het is beter vlees te eten en wijn te drinken dan zijn broeders te verslinden door kwaad over hen te spreken.” (Abba Hyperechius)
Niet alleen werd roddel en kwaadsprekerij afgekeurd omdat dit te maken had met het oordelen over anderen, maar ook omdat de woestijnkluizenaars ervan overtuigd waren dat het gesproken woord zowel de kracht had om te genezen, als ook om te beschadigen. We moeten hierbij bedenken dat de derde eeuw nog steeds vooral een cultuur van mondelinge overdracht was. Het gesproken woord werd als machtig beschouwd en niet alleen de woorden uit de Schrift, maar ook de woorden gesproken door de Abbas en de Ammas. Omdat zij werden beschouwd als de ‘zuiveren van hart’, bezaten hun woorden de kracht om te genezen en het leven te herstellen. Maar ze waren er zich ook bijzonder van bewust welk een schade een achteloos woord kon veroorzaken. Ze overwogen zorgvuldig wanneer ze moesten spreken en wanneer ze moesten zwijgen. Vandaar ook het belang dat ze hechtten aan de Stilte in het algemeen. Het vermeed onachtzaam, schadelijk gepraat en gaf gelegenheid om woorden van wijsheid boven te laten komen. Hoewel wij niet meer in een mondelinge cultuur leven, kennen wij ook de kracht van een bemoedigend of minachtend woord dat gericht wordt tot hen die met ons de spirituele tocht maken.
Uit de vele uitspraken van de Woestijnvaders en – moeders weten we hoeveel belang zij hechtten aan de Schrift. De kluizenaars vergaarden de meeste kennis door te luisteren naar het Woord tijdens de synaxis, de wekelijkse samenkomst van monniken. Er gaat een verhaal over een broeder, die een ogenblik verstrooid was en een paar woorden van de psalm die gereciteerd werd vergat te zeggen. Een ouderling kwam naar hem toe en zei: “Waar zat je met je gedachten, toen we de synaxis zeiden, dat het woord van de psalm je ontging? Wist je niet dat je je in Gods aanwezigheid bevond en tot Hem sprak?” Meditatie, het herhalen van bepaalde woorden uit de Schrift, ze uit het hoofd reciteren hielp de monniken om te kunnen gaan met hun gedachtes en aanvechtingen, hun eigen innerlijke ‘demonen’. Ze werden vaak geplaagd door herinneringen aan hun vroegere leven of door schuldgevoel over de dingen die ze hadden gedaan of juist niet hadden gedaan. Cassianus noemt de formule ‘Oh God, kom mij te hulp, Oh Heer, haast u mij te helpen’, die hij aanbeveelt “een ijzersterke muur, een ondoordringbaar borstschild en een zeer sterke bescherming”. Je herinnert je ongetwijfeld hoe hij benadrukte dat “Je constant op dit vers zou moeten mediteren in je hart. Je zou er niet mee moeten stoppen wanneer je aan het werk bent of iets voor iemand doet of op vakantie bent. Mediteer erop wanneer je slaapt en eet en aandacht besteedt aan de minste van je natuurlijke behoeften.”
De Schrift was het fundament van hun leven. Toen sommige monniken de Heilige Antonius vroegen hoe ze zouden moeten leven, gaf hij hen ten antwoord: “Je hebt de Schrift gehoord. Dat zou je moeten leren hoe.” Ook wij zouden ook de woorden van Jezus in de Schrift niet moeten negeren. Het lezen van de Schrift na de meditatie of misschien zelfs beter op een ander tijdstip op de manier van een Benedictijnse ‘Lectio Divina’, dat wil zeggen door een klein stukje tekst te nemen en het een aantal keren langzaam en zorgvuldig te lezen, kan ons erg helpen. Laurence Freeman, onze leidsman, zei dat als we het zo doen“ we de Schrift lezen en de Schrift ons laten lezen.”
Geen gedachten, geen beelden
Kim Nataraja
In de lesbrief van verleden week met betrekking tot de “eeuwige filosofie” (*) zagen we hoezeer het gaat om de ervaring van innerlijke stilte en verstilling die veroorzaakt wordt door een contemplatieve spirituele discipline zoals meditatie. Die ervaring leidt ons naar de ontdekking van onze religie en vormt bovendien de gemeenschappelijke kern in het hart van alle wijsheidstradities en religies.
Terwijl er op het gebied van de ervaring veel gemeenschappelijks is tussen religies, zijn er echter grote verschillen op het gebied van theorie en theologie die worden gevormd door de filters van de cultuur en de maatschappij waardoor wij deze ervaringen interpreteren. Desalniettemin is het in de wereld waarin we leven belangrijk om de waarheid in alle religies te respecteren en een interreligieuze dialoog aan te gaan – dit is een belangrijk aspect van de Wereldgemeenschap. Door het delen van de stilte in een contemplatieve discipline, met anderen en met alle geloven, ontstaat er een gemeenschappelijkheid en daarmee wederzijds respect en begrip.
Als we op het niveau van de ervaring, van de gedeelde stilte, zouden kunnen blijven, dan zou er geen conflict of gebrek aan begrip ontstaan. Maar we stappen zo makkelijk over van de ervaring naar de gedachte. Onze drijfveer om de innerlijke spirituele ervaring echt te begrijpen, spoort ons aan dit te vertalen in beelden en woorden; zo werkt ons bewustzijn nu eenmaal. In staat te zijn om dingen te benoemen, geeft ons een gevoel van veiligheid en controle, hoe denkbeeldig dat ook mag zijn. Maar we vergeten de beperkingen van ons rationele bewustzijn en de culturele en emotionele filters waardoor wij proberen de Goddelijke Werkelijkheid te bevatten; we vergeten dat alle gedachten en beelden – met name die over God - vervormen en beperken. In feite beschouwden de vroege Christenen het als heiligschennis om aan God een naam te geven.
Direct aan het begin van de christelijke mystieke traditie in de tweede eeuw ontmoeten we Clemens van Alexandrië, de eerste christelijke filosoof/theoloog die probeerde de mystieke ervaring en de relatie tussen de menselijke ziel en God onder woorden te brengen. Hij deed dit op een ‘apofatische’ manier, een ‘ontkennende’ manier: hij zei niet wat God was en hij zag God als een heilig mysterie dat voorbij gaat aan ons begrip. Hij probeerde bij de Goddelijke essentie te komen door te zeggen wat God niet was: “God is niet in de ruimte, maar boven zowel plaats en tijd en naam en gedachte. God is zonder beperkingen, zonder vorm, zonder naam. Hij is anoniem”. Hij bestaat gewoon. “Wat overblijft is de notie van zuiver zijn, dichterbij God dan dat kun je niet komen… Hij is onnoembaar, voorbij spraak, voorbij elk concept, voorbij elke gedachte.” (Clemens van Alexandrië)
Hij meende dat we alleen de essentie van God kunnen leren kennen door alle hoedanigheden weg te laten die normaliter behoren bij een ding in de materiële wereld. In die tijd was er een prachtige gelijkenis in omloop: een beeldhouwer hakt stukjes weg uit een blok marmer totdat er een vorm tevoorschijn komt. Op dezelfde manier moeten wij ook stukjes weghakken van onze ideeën en concepten over God, onze gedachten, onze beelden, wanneer we verlangen om de goddelijke Werkelijkheid te ervaren totdat - door genade - Zijn essentiële aanwezigheid zichzelf onthult.
Dan treden we “een gemoedstoestand binnen waarin we God aanbidden in ontzag en in stilte en voor Hem staan met een heilige verwondering.” (Clemens). Dit is de gemoedstoestand die ons helpt om tolerant te staan tegenover alle verschillende uitdrukkingen van de menselijke zoektocht naar zingeving.
(*) Titel van een boek van Aldous Huxley over spiritualiteit en mystiek
Over Het Gebed
Kim Nataraja
De vroege kerkvader Origenes was, net als Clemens, goed geschoold in zowel het Griekse, Joodse als het Christelijke denken en zag duidelijk de overeenkomsten tussen deze verschillende stromingen van wijsheid. Laurence Freeman verwoordt het als volgt: “Het Christendom is een historisch fenomeen met zijn eigen wortels in de Joodse en Griekse religies en deze wortels kunnen zelfs dieper uitgegraven worden tot in het prilste religieuze bewustzijn van de mensheid. De verschillende religies zijn niet hetzelfde, zoals William Blake stelt, maar ze zijn zeker intens met elkaar verwant en verbonden.” (Laurence Freeman)
Op de jeugdige leeftijd van zeventien jaar benoemde bisschop Demetrius van Alexandrië Origenes tot Hoofd van de Catechetische School als opvolger van Clemens. Het onderricht aan de Catechumenen – zij die gedoopt wilden worden tot het Christelijke geloof - werd niet strikt beperkt tot het Christelijk geloof maar werd uitgedragen tegen de achtergrond van een algemene Griekse scholing in de filosofie en de wetenschap die op dat moment toonaangevend was, met studenten, uit de voornaamste culturen, die ideeën met elkaar uitwisselden.
Origenes was een buitengewoon getalenteerde geleerde, een begenadigd leraar en was de eerste die in zijn “De principiis” (Over de Beginselen) een systematische en diepgaande Christelijke kosmologie en theologie presenteerde, die geheel gebaseerd was op een allegorische en mystieke interpretatie van de Schrift. Het werd waarschijnlijk geschreven in antwoord op de vragen van nadenkende en ontwikkelde studenten aan de Catechetische School, die de Christelijke leer probeerden te begrijpen tegen de achtergrond van Platonische, Stoïcijnse, Joodse en Gnostische filosofie.
In zijn verhandeling “Over het Gebed” staan belangrijke lessen voor ons, als we gaan mediteren, over onze houding bij het begin van ons gebed. Origenes hecht er grote waarde aan dat we onze ziel eerst zuiveren van sterke emoties alvorens tot gebed over te gaan en hij haalt Paulus aan, die zegt: “We zouden zonder woede en zonder onenigheid moet bidden”. Verder benadrukt hij dat we “alle herinnering aan grieven tegen een ieder waarvan we veronderstellen dat hij of zij ons onrecht heeft aangedaan” moeten loslaten. Tenzij we deze emoties loslaten, zal ons gewonde ‘ego’ ons in de weg zitten en ons beletten éénpuntige aandacht aan ons gebed te schenken, dat ons naar ons centrum zal leiden: “een ieder die van plan is zich in te laten met het gebed … moet zichzelf even voorbereiden, zodat hij aandachtiger en bewuster zal zijn gedurende zijn gebed.” Slechts door waakzaam te zijn en “alle strijdige gedachten” opzij te zetten kunnen we onze “geest op God toeleggen” en ons dagelijkse bewustzijn transformeren, ons “geestvermogen verheffen van de aarde …en het plaatsen vóór de Heer van alles.”
Het is eenvoudig om de invloed van Origenes te zien op het onderricht van Evagrius, op zijn leerling Cassianus en via hen op John Main. In hun onderricht zien we dat zij een zelfde belang hechten aan de voorbereiding: “Het is onvermijdelijk dat waar onze ziel ook mee bezig was voorafgaand aan het moment van gebed, dit ook tijdens ons gebed tot ons zal komen … en daarom moeten we onszelf voorbereiden voor de tijd van gebed om de biddende persoon te worden die we wensen te zijn.” (Cassianus) en om de geest te zuiveren van alle emoties: “Een ieder die van het echte gebed houdt en zich toch overgeeft aan woede of wrevel kan dwaasheid aangerekend worden. Want hij lijkt op iemand die helder wil zien en daarvoor zijn ogen uitkrabt.” (Evagrius)
Meditatie is meer dan een weg van gebed; het zal je levenshouding transformeren.
Mededogen
door Kim Nataraja
De christelijke Woestijnvaders en – moeders uit de 4e eeuw, wiens onderricht de basis vormde voor van het verzameld werk van Johannes Cassianus, vormden ook het fundament voor Meditatie vanuit de Christelijke Traditie. John Main, onze oprichter, ontdekte deze manier van bidden opnieuw in de geschriften van Cassianus: ‘De Gesprekken’, met name in de hoofdstukken negen en tien.
De voornaamste deugd waartoe al het geestelijke werk van de Woestijnvaders en – moeders leidde, was de deugd van mededogen; alleen het sterker worden van de liefde voor anderen wordt gezien als een betrouwbaar teken van geestelijke groei. Deze “woestijn” manier van leven zou leiden tot een volkomen transformatie van ons wezen, een transformatie tot in het vuur van de Liefde.
“Abba Lot ging Abba Jozef opzoeken en zei tegen hem: Abba, ik doe zoveel mogelijk wat ik kan, ik zeg de voorgeschreven gebeden op, ik vast een beetje, ik bid en ik mediteer, ik leef in vrede en ik zuiver mijn gedachten zo goed mogelijk. Wat kan ik nog meer doen? Toen stond de grijsaard op en strekte zijn handen naar de hemel uit; zijn vingers leken op tien lantarens van vuur en hij sprak tot hem: Als je wilt, kun je volkomen vlam worden.” God, de goddelijke energie, is Liefde.
Meditatie zal ons ook leiden naar de diepe ervaring van deze liefde binnenin ons eigen wezen – en ook wij zullen daardoor getransformeerd worden.
Alles wat de Abba’s en Amma’s deden en leerden kwam voort uit mededogen voor diegenen die nog steeds gevangen zaten in hun demonen. “Een broeder vroeg Abba Sisoes: Wat zal ik doen, abba, want ik ben van het rechte pad afgeweken? De ouderling antwoordde: Ga weer terug. De broeder zei: Dat heb ik gedaan, maar ik heb opnieuw gezondigd. De ouderling zei weer: Ga steeds weer terug naar het rechte pad. De broeder vroeg: Tot wanneer? De grijsaard antwoordde: Totdat je hetzij door de deugd hetzij door de zonde wordt gegrepen.“
Hun weigering om over anderen te oordelen is ook een teken van mededogen. Zij zagen in dat het beoordelen van anderen in werkelijkheid een resultaat was van onze eigen onopgeloste verwondingen en dat het vaak ging om gedrag dat wij zelf ook kunnen vertonen. Deze tendens is bovendien voortgekomen uit de ingeslepen gewoonte om voortdurend onszelf te beoordelen. Pas als we onszelf aanvaarden zoals we zijn, met al onze tekortkomingen, kunnen we anderen aanvaarden en liefhebben.
Niet alleen beschouwden zij het beoordelen als schadelijk voor diegene die het deed, maar bovendien sluit ons oordeel een ander op in een bepaald gedrag op een bepaald moment in de tijd; het laat geen mogelijkheid tot verandering toe in die ander. Maar veranderen behoort altijd tot de mogelijkheden. Abba Xanthias zei ‘De dief hing aan het kruis en werd gerechtvaardigd door een enkel woord; en Judas, die tot het aantal apostelen werd gerekend, raakte al zijn inspanningen in één enkele nacht kwijt en daalde van de hemel af in de hel’.
Mededogen is daarom het ware fundament en de vrucht van hun praktijk - en van onze praktijk. Het wordt zelfs beschouwd als belangrijker dan het gebed: “Het kan gebeuren dat tijdens ons gebed een broeder ons komt bezoeken. Dan moeten we kiezen: of we onderbreken ons gebed, of we stellen onze broeder teleur doordat we weigeren hem te woord te staan. Maar de liefde is groter dan het gebed. Gebed is één van de vele deugden, terwijl de liefde alle deugden in zich heeft”. (Johannes Climacus).
Liefde voor de Naaste
Kim Nataraja
De woestijnvaders en –moeders beschouwden menselijke relaties fundamenteel voor leven in de aanwezigheid van Christus. Abba Johannes de Dwerg zei: “Men bouwt een huis niet door aan het dak te beginnen en naar beneden toe te werken. Je moet met de fundamenten beginnen om de top te kunnen bereiken.” Ze vroegen hem: “Wat betekent deze uitspraak?” Hij zei: “Het fundament is onze naaste, die we voor ons moeten winnen, en daar moeten we beginnen. Want alle geboden van Christus zijn hiervan afhankelijk”.
In onze huidige wereld lijkt het alsof de meesten van ons het zicht op dit belangrijke fundament van ons leven verloren hebben. We neigen ertoe te leven alsof we afzonderlijke objecten zijn die zich om de beste plaats verdringen. Het is interessant om te zien hoe in onze tijd sommige wetenschappers ons zicht op de werkelijkheid veranderen. In de kwantumfysica hebben experimenten van meet af aan
bewezen dat elektronen voortdurend in beweging zijn en dat ze niet slechts steeds met andere deeltjes in wisselwerking zijn maar ook met een allesdoordringende onderliggende oceaan van kwantumenergie. Het bestaan van dit verbindende grondbeginsel, deze energetische kracht – het nulpuntsveld – werd genegeerd omdat het irrelevant was voor de praktische toepassing van de kwantumwetenschap en werd weggelaten bij de equaties. Nu maken wetenschappers die geïnteresseerd zijn in de filosofische implicaties van de kwantumtheorie ons hierop attent. De ontdekking van dit kwantumveld biedt het definitieve bewijs dat we allemaal integraal met elkaar verbonden zijn en deel zijn van het levensweb samen met onze medemens, met de hele schepping en de kosmos, want ook wij bestaan uit atomen en hun essentiële bouwstenen, de elektronen. Wij zijn ook pakketjes kwantumenergie die onderling verbonden zijn en informatie uitwisselen met deze oceaan van energie.
Dit is niet alleen zo op het niveau van energie maar ook het bewustzijn is hier sterk bij betrokken. David Bohm, een belangrijke kwantumfysicus zegt: “Diep van binnen is het bewustzijn van de mensheid één.” Ons gevoel van afgescheidenheid is een illusie en hoe krachtig dit ook moge zijn, het is toch slechts een illusie, gecreëerd door het ego en zijn linker hersenhelft dat gefocust is op overleven. We zijn onderling verbonden, betekenisvolle deeltjes van het geheel.
Als we deze gedachte werkelijk tot ons zouden laten doordringen, zou dat onze hele houding ten opzichte van het mensdom en onze planeet veranderen. Alles wat we doen heeft effect op het geheel. Wat anderen overkomt, overkomt ook ons. We moeten de focus op onszelf loslaten en meditatie is de voornaamste discipline om dit te bereiken.
Door hun leven, gericht op contemplatief gebed, waren de woestijnkluizenaars zich door hun ervaring bewust van deze onderlinge verbondenheid – en voor hen was de hoogste deugd een zelfontlediging van alle persoonlijke verlangens, die leidde tot een zichzelf gevende liefde, in de navolging van Christus. “De heilige Antonius had de Heer gebeden hem te tonen aan wie hij gelijk was. God had hem laten weten dat hij het niveau van een zekere schoenlapper in Alexandrië nog niet had bereikt. Antonius verliet de woestijn, bezocht de schoenlapper en vroeg hem hoe hij leefde. Zijn antwoord was dat hij een derde van zijn inkomen aan de Kerk schonk, een derde aan de armen en de rest voor zichzelf hield. Dit leek Antonius, die zelf al zijn bezittingen had opgegeven en in totale armoede in de woestijn leefde, geen bijzondere verdienste. Dus daar lag niet ’s mans superioriteit. Antonius zei tot hem: “Het is de Heer die me naar je toe heeft gezonden om te zien hoe je leeft.” De eenvoudige ambachtsman, die Antonius vereerde, vertelde hem toen het geheim van zijn ziel: “Ik doe niets bijzonders. Alleen kijk ik als ik werk naar alle voorbijgangers en zeg: “Ik ben bereid de enige te zijn die sterft, opdat zij gered zullen worden.”
Vermijdingstrategieën
door Kim Nataraja
Als we meditatie verkeerd begrijpen en niet beschouwen als gebed, als een spirituele discipline, maar in plaats daarvan beschouwen als een vorm van ontspanning, een manier om met de stress van het leven om te gaan, om te ontsnappen naar onze verbeelding en fantasieën, kunnen we jarenlang meditatie beoefenen zonder enige groei in bewustzijn of de daaruit voortkomende transformatie. In feite zal het ‘ego’ dan onze vooruitgang blokkeren en voornamelijk de illusies vermeerderen die we over onszelf en anderen hebben. In plaats van dat het een manier is om tot zelfkennis te komen, wordt het een efficiënte manier om onze zorgen en gedachten te onderdrukken.
Behalve dat, en in plaats van de tijd te nemen om de stilte en verstilling te ervaren door onze gedachten los te laten tijdens de meditatie, gebruiken we liever ons rationeel verstand om op een intellectuele manier de Hogere Werkelijkheid die ons aantrekt, te begrijpen. Filosofie en theologie leren ons echter al snel dat onze rationele vermogens fundamenteel beperkt zijn. Clemens van Alexandrië (2e eeuw) was de eerste christelijke Kerkvader die de gedachte verwoordde dat God voorbij ons begrip ligt: “God is voorbij de Ene. Hij is onnoembaar, voorbij alle spraak, voorbij elk concept, voorbij elke gedachte…God is niet in de ruimte, maar boven alle plaats en tijd en naam en gedachte verheven. God is zonder beperkingen, zonder vorm, zonder naam”. Er bestaan geen antwoorden die het meest juist zijn; ideeën spreken elkaar vaak tegen en vervangen voorgaande pogingen.
Alle theorieën en theologieën zijn beperkte, persoonlijke pogingen tot interpretatie.
Wij komen het dichtst bij werkelijke openbaring en wijsheid wanneer contemplatie en theologie hand-in-hand gaan. De vroege Kerk besefte dit wel degelijk: ‘Hij die bidt is een theoloog en een theoloog is hij die bidt” (Evagrius). Alleen door spirituele ervaring wordt de ware kennis van deze Ultieme Werkelijkheid gecommuniceerd, op een diep niveau. Maar zoals mystici uit alle eeuwen en culturen hebben benadrukt door hun transpersoonlijke ervaringen zo goed mogelijk in taal uit te willen drukken (wat op zich een onbetrouwbare en beperkte manier is) – is dit zo goed als onmogelijk.
“Het is onmogelijk over de tijd en het mysterie van het creatieve verloop van de natuur te mediteren zonder een overweldigende emotie over de beperkingen van de menselijke intelligentie”. (Alfred Whitehead)
Ervaring door middel van diep en stil gebed is essentieel. Thomas van Aquino is een duidelijk voorbeeld. Na een leven lang te hebben geschreven en getheoretiseerd over God, kreeg hij een spirituele ervaring die hem diepgaand deed beseffen hoe doelloos onze pogingen tot rationaliseren zijn. Hij beschouwde daarna al zijn geschriften als “stro” en schreef niets meer.
De speurtocht naar het begrijpen is natuurlijk en prijzenswaardig. Maar het is ons ‘ego’ dat ervan houdt om over Ultieme Werkelijkheid te theoretiseren en dat altijd gefascineerd is door de pogingen van anderen, zelfs in die mate dat wij hen voorbij willen streven. Theoretiseren, filosoferen, “theoloogje spelen” is een plezierige en veilige activiteit. Het is de ideale manier om het echte werk te vermijden dat wel gedaan moet worden. Meditatie is de koninklijke weg naar de ervaring van deze Ultieme Werkelijkheid.
Handelen en Zijn
Kim Nataraja
Het verhaal van Martha en Maria uit het Evangelie van Lucas (Lc 10,32-43) laat zien hoe belangrijk het is dat handelen en zijn samengaan, hoe belangrijk de relatie tussen actie en contemplatie is. Martha staat voor het actieve, drukke leven dat we allen dagelijks leiden, met zijn eisen van werk, vriendschap en gastvrijheid. Wie heeft zich nooit eens geërgerd aan anderen, die konden luisteren naar een geliefde gast of die mediteerden, terwijl hij of zij – in plaats van erbij te kunnen zijn – zich bezig moest houden met het bereiden van een maaltijd, die naderhand gezamenlijk genuttigd zou worden? Maria is het contemplatieve deel van ons zijn, dat mediteert en intens luistert naar de innerlijke Christus tijdens het gebed of Hem ontmoet in het aandachtig lezen van de Schrift, de Lectio Divina.
In zekere zin symboliseert dit verhaal wie wij zijn. Actie en contemplatie zijn de twee kanten van ons wezen. We zijn zowel Martha als Maria. Als we zo druk zijn en mopperen dat we zo weinig tijd hebben om te mediteren, dan heeft Martha de overhand. Als we contempleren en onze baan opgeven om onszelf volledig toe te wijden aan de taak van het gebed of de meditatie en intens luisteren, dan willen we alleen maar Maria zijn. Maar we kunnen niet uitsluitend ofwel de één of de ander zijn, we zijn het beide, zelfs als we in gemeenschap leven: bidden en werken – ‘ora et labora’, de regel van een Benedictijnse Gemeenschap en de regel van ons leven.
Martha is bezig met een belangrijke taak door alles klaar te maken voor de gezamenlijke maaltijd, maar door zich hier gebelgd op te concentreren, verliest ze het zicht op het recht van bestaan van de andere helft van haar ziel, de intens luisterende aandachtige Maria. Jezus wijst haar hier op: “Martha, Martha, je maakt je zo druk en je maakt je bezorgd om zoveel dingen.” Doen we dit niet bij tijden allemaal? Vooral bij dat soort gelegenheden zouden we onze contemplatieve kant niet moeten vergeten, zodat we onze werk met meer aandacht zouden kunnen doen in plaats van te morren. Als we maar konden doen, wat we moesten doen vanuit handelen, vanuit het bewustzijn van ons diepe innerlijke centrum, waar compassie en vriendschap voor anderen huist. Degene die mort is ons ego, die behoefte heeft aan waardering, die geprezen wil worden en anderen berispt wil zien. Maar in plaats hiervan hebben we de aanvaarding en de integratie van beide kanten van ons wezen nodig: soms moeten we Martha zijn, maar we kunnen op andere momenten ook Maria zijn en dat is ook goed. In het leven van Jezus zelf zien we dit wonderbaarlijke evenwicht tussen actie en contemplatie. Hij trekt rond door het land terwijl hij predikt en geneest en toch horen we vaak dat hij zich terugtrekt op een rustige plaats om stil te zijn en te bidden: “Gedurende deze tijd ging hij op een dag de heuvels in om te bidden en hij bracht de nacht door in gebed tot God.”
Het huidige kerkleven richt zich vooral op Martha en sommigen zijn zelfs het werk waarvoor Maria geprezen werd door Jezus vergeten. Er wordt gedaan, er wordt voor anderen gezorgd, er wordt gepraat en men spreekt het zegengebed uit, er is aanbidding, het smeekgebed, de voorbede, dankzegging en liturgisch gebed – allemaal belangrijke en gangbare manieren van gebed. Maar het werk van Maria, het stille gebed, het diepe luisteren – de contemplatie – wordt weggeschoven naar de paar nonnen en monniken die zich aangetrokken voelen tot deze manier van leven. Dit was John Main’s roeping in het leven, die Laurence Freeman voortzet: proberen om gewone christenen opnieuw verbinding te laten krijgen met de lang gevestigde traditie van het contemplatieve gebed, dat teruggaat op de onderrichting van Jezus. In 2007ontving de Wereldgemeenschap voor Christelijke Meditatie canonieke erkenning van het Vaticaan als een oecumenische contemplatieve gemeenschap, die het belang van het werk van Maria beaamt.
Het effect van meditatie op de gezondheid
Kim Nataraja
Eén van de lezers van deze ‘Lesbrieven’ vroeg waarom wij in onze Gemeenschap niet dezelfde nadruk leggen op de gunstige effecten van meditatie op de gezondheid als sommige andere organisaties doen.
Laurence Freeman vat het antwoord als volgt samen: “Vanuit spiritueel oogpunt ontspan je je eerst voordat je gaat mediteren, veeleer dan dat je gaat mediteren om je te ontspannen.” (Jezus, de Innerlijke Leraar)
Waarom is meditatie vooral in onze seculiere wereld tegenwoordig zo populair? Het voornaamste antwoord is dat het bewezen heeft een uitstekend tegengif te zijn voor stress, hetgeen de oorzaak is van veel ziekten in onze huidige tijd.
Stress heeft effect op het vrijgeven van belangrijke hormonen in de bloedsomloop. De twee belangrijkste hiervan zijn serotonine en cortisol. Serotonine is een chemische stof die onze emotionele gesteldheid beïnvloedt: een gelukkige gesteldheid wordt geassocieerd met een verhoogd serotonineniveau en een ongelukkige gesteldhied wordt geassocieerd met verlaagde niveaus. Stress verminderd het serotineniveau aanzienlijk. Bovendien verhoogt stress het peil van het hormoon cortisol in onze bloedsomloop, hetgeen onze ‘vlucht’- en ‘vecht’-reflexen aanwakkert. Dit heeft een permanente toestand van spanning en alertheid voor gevaar tot gevolg, hetgeen op zijn beurt bewezen heeft te leiden tot geheugenverlies, depressie en angst.
Het effect van meditatie op stress ligt aan veel van de bewezen lichamelijke voordelen ten grondslag. Bij sommige patiënten blijkt dat regelmatige meditatie een verminderd risico op cardiovasculaire ziekten laat zien, alsook het verlagen van de bloeddruk, die beide waarschijnlijk het resultaat zijn van een beter stressmanagement. Regelmatig mediteren heeft ook baat op psychologisch vlak, zoals het verminderen van angst en depressie, het verbeteren van het uithoudingsvermogen bij moeizaam functioneren (zowel vanwege ziekte als vanwege chronische pijn), en het hoofd bieden aan verslavingsgedrag. Deze zijn allemaal, tenminste voor een deel, uitingen van stress. (Uit: The Blissful Brain – Dr. Shanida Nataraja)
Deze gunstige effecten van meditatie op de gezondheid gelden natuurlijk ook voor hen, die de meditatie als spirituele discipline beoefenen, maar daar worden ze gezien als fortuinlijke neveneffecten en niet als het voornaamste doel van de discipline.
Meditatie als spirituele discipline gaat niet slechts over de gezondheid van het lichaam, maar het behelst ook gezondheid van geestvermogen en geest – een heelheid van ons totale wezen; de stilte van meditatie maakt het ons mogelijk te transformeren in wie we bedoeld zijn; een vredig en harmonieus wezen dat handelt vanuit liefde. We bewegen van de oppervlakte naar de diepte van ons wezen, waar Christus woont. Hierdoor krijgen we niet alleen een betere relatie met onszelf, maar ook met anderen, met de schepping en met de Goddelijke Werkelijkheid, waar we allen in verankerd zijn.
“Mannen en vrouwen moeten eerst terugkomen bij zichzelf
zodat zij van zichzelf als het ware een opstapje kunnen maken
om vandaaruit te mogen groeien en te ontwaken in God”
(St. Augustinus)
De waarde van aandacht
Kim Nataraja
“Om deze heilige en mysterieuze communie met het Woord van God, dat in ons woont te betreden, moeten we eerst de moed hebben steeds stiller te worden … een stilte waarin we moeten luisteren, ons moeten concentreren, aanwezig moeten zijn.”
(John Main – Van Woord naar Stilte)
John Main maakt ons hier attent op de waarde van diep luisteren, van dragende aandacht. Eénpuntig geconcentreerde aandacht heeft een krachtige werking op de manier waarop onze hersenen functioneren, de manier waarop onze hersenen ons toestaan de verschillende niveaus van werkelijkheid te ontvangen en ons daarop af te stemmen.
Dr. Shanida Naraja legt in haar boek ‘The Blissful Brain – Neuroscience and proof of the power of meditation’ uit dat ons brein bestaat uit twee helften en dat het overschakelen tussen deze twee mogelijk gemaakt wordt door de kracht van de aandacht:
“In de linker hemisfeer (hersenhelft) bevindt zich het neurale circuit dat te maken heeft met taal en … het intellectuele functioneren van de menselijke geest (d.w.z. ons ego). Door de aandacht tijdens de meditatie gecentreerd te houden, krijgt de beoefenaar toegang tot het functioneren van de rechter hemisfeer …. Experimenten laten zien dat de rechter hemisfeer een veel waarheidsgetrouwer beeld van een ervaring oppakt. Onze linker hemisfeer neigt ertoe onze ervaringen te filteren, zodat ze in onze gevestigde waarneming van onszelf en de wereld passen. Ervaringen die in overeenstemming zijn met onze kijk op de wereld en ons “ego versterken” worden omarmd, terwijl de ervaringen die onze visie uitdagen en “ons ego ondermijnen” genegeerd worden. Anderzijds eigent de rechter hemisfeer zich de totale ervaring toe en daarom kunnen, wanneer de beoefenaar toegang krijgt tot de rechter hemisfeer, lang vergeten herinneringen in volledig Technicolor aan de oppervlakte komen of kunnen onopgeloste problemen of dilemma’s tevoorschijn komen. Meditatie voorziet de beoefenaar derhalve van een methode waarmee het switchen tussen de twee manieren van denken en gewaarworden van de twee hemisferen mogelijk wordt.”
Dit switchen tussen de verschillende manieren van waarneming, wat een completer plaatje van wie we zijn mogelijk maakt, leidt tot een diepere zelfkennis. Slechts door onszelf werkelijk te kennen en door de filters waardoor we de realiteit gadeslaan los te laten, kunnen we oog krijgen voor de Ultieme Werkelijkheid.
John Main benadrukt het belang hiervan als volgt:
“De meesten van ons moeten eerst met onszelf in aanraking komen, eerst tot een volledige relatie met onszelf komen, voordat we ons vrijelijk tot God kunnen wenden. Met andere woorden: we kunnen zeggen dat we eerst onze eigen capaciteit tot vrede, tot sereniteit, en tot harmonie moeten ontdekken, ontwikkelen en ervaren voordat we onze God en Vader Die de schepper is van alle harmonie en sereniteit kunnen leren begrijpen.
(Van Woord naar Stilte)
Permanent aangesloten om hogere staten van bewustzijn te ervaren
door Kim Nataraja
We hebben gekeken naar de rol die aandacht heeft bij de bewustwording van wie wij werkelijk zijn. Maar er is nog een ander proces dat, door aandachtig te zijn, in werking wordt gesteld, namelijk het proces dat delen van ons brein activeert of deactiveert, waardoor een nieuwe en waarachtiger waarneming van de Werkelijkheid kan ontstaan. Dr. Shanida Nataraja legt dit als volgt uit:
“Recent onderzoek heeft aangetoond dat er een keten van processen in het menselijk brein bestaat dat onze toegang bemiddelt tot een hogere staat van bewustzijn. De volgorde is als volgt:
de prefrontale cortex in ons brein is zowel betrokken bij gedachten, beelden en dagdromen, als bij aandachtigheid. Door onze geest te richten in éénpuntige aandacht, bijvoorbeeld door het gebruik van een mantra, verlevendigen we deze ‘aandacht’-cellen met toenemende activiteit. Als onze focus zich verdiept, vermindert de activiteit in de cellen, die betrokken zijn bij gedachten en beelden, daarentegen aanzienlijk; dit wordt weerspiegeld in een reductie van bêtagolven, onze denkgolven – het ‘ego’-deel van ons bewustzijn. Aangehouden éénpuntige aandacht activeert eveneens de cellen in de temporale kwab en de verhoogde activiteit daar prikkelt op zijn beurt veranderingen in het limbische systeem, het gebied dat de emotionele reacties verzorgt en een omschakeling mogelijk maakt van het sympatisch zenuwstelsel (vlucht of vecht) naar het parasympatisch zenuwstelsel (rust en ontspanning), de ‘ontspanningsrespons’. De angstemotie die zich laat zien in de sterke overlevingsreactie ‘vlucht of vecht’ verandert in een reactie van acceptatie, ontspanning en rust, de ‘ontspanningsrespons’; deze veranderingen worden weerspiegeld in de toename van alfa- en thetagolven.”
Dit is echter slechts het begin. De ‘ontspanningsrespons’ wordt dieper als de meditatie zich verder verdiept. Deze beurtelingse intensivering heeft een stimulerend effect, hetgeen een verminderde activiteit tot gevolg heeft in de partiëtale cortex, een gebied in de hersenen dat verbonden is met oriëntatie in tijd en ruimte en dat grenzen stelt: zelf/niet-zelf, en de wereld van tegenstellingen – eigenlijk, duidelijk de kwaliteiten van het ‘ego’. Deze afname van activiteit wordt op haar beurt weerspiegeld in een vermindering van deze vermogens, hetgeen verklaart waarom ons gevoel van afgescheidenheid – en ons ervaren van tijd en ruimte – opgelost wordt en alle tegenstellingen één worden.
De mens is derhalve niet alleen maar permanent aangesloten op de ervaring van de gewone realiteit, maar is ook permanent verbonden met de ervaring van hogere staten van bewustzijn. (The Blissful Brain – Neuroscience and proof of the power of Meditation)
Door aandachtig te zijn hebben we ons brein omgeschakeld om de realiteit op een andere manier gewaar te worden. Ons brein is een prachtig door God gegeven ontvangsttoestel, dat ons in staat stelt om te schakelen naar verschillende manieren van perceptie en ons toegang verschaft tot verschillende niveaus van de werkelijkheid.
Onze liefdevolle aandacht voor ons gebedswoord stelt ons op deze manier in staat ons af te stemmen op de Goddelijke Werkelijkheid, die Liefde is. We verliezen ons gevoel van afgescheidenheid en isolement, dat ons aangereikt wordt wanneer we alleen maar vanuit de linker hersenhelft leven, het thuis van het ‘ego’. Het stelt ons in staat om, met de woorden van Jezus, ‘onszelf te verloochenen’. In plaats daarvan worden we ons bewust van onze onderlinge verbondenheid met anderen en met de liefhebbende Goddelijke Realiteit, en weten we dat we waarlijk ‘Kinderen van God’ zijn.
Dit getransformeerde besef is het resultaat van meditatie als geestelijke discipline.
De Innerlijke Christus
door Kim Nataraja
We zagen hoe het brein een prachtig door God gegeven instrument is, dat ons in staat stelt ons af te stemmen op verschillende werkelijkheden. Deze andere wijze van waarneming, deze metanoia, kan zich geleidelijk aan ontwikkelen door trouw en door met heel onze liefhebbende aandacht, die op onze mantra gericht is, te mediteren; onze toewijding en liefhebbend engagement met ons pad wordt onderstreept door de werking van de genade. Maar het kan ons ook overkomen als een plotselinge unieke met genade vervulde gebeurtenis.
Een bijzonder treffend voorbeeld van dit laatste is de ervaring van de heilige Paulus. Zijn kennis van Jezus was niet gebaseerd op persoonlijke ontmoetingen en hij behoorde niet tot zijn toehoorders, die – aan zijn voeten gezeten – naar zijn onderricht luisterden; hij kende hem niet ‘in het vlees’. Hij ontmoette Jezus op weg naar Damascus in een verblindend visioen van licht en hoorde zijn stem: “Hij was op weg en naderde Damascus al, toen hem plotseling een hemels licht omstraalde. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’ Hij zei: ‘Wie bent U dan, Heer?’ Deze antwoordde: ‘Ik ben Jezus die jij vervolgt. Kom, sta op en ga de stad binnen. Daar zal je gezegd worden wat je doen moet.” (Handelingen 9,3-7)
Het visioen van de heilige Paulus was een transpersoonlijke ervaring; hij ontmoette de Verrezen Christus, hetgeen zijn leven abrupt en totaal veranderde: van vervolger naar apostel. De ogenblikkelijke verlichting maakte hem zelfs tijdelijk blind voor de gewone werkelijkheid; “toen hij zijn ogen opende kon hij niet zien.” Gebed en het opleggen van de handen maakte dat “de schellen van zijn ogen vielen en hij weer kon zien.” Nu was hij in staat om de gewone werkelijkheid gewaar te worden in het licht van zijn ervaring van de Hogere Goddelijke Werkelijkheid. Het onverhoedse van deze ervaring haalde hem zo overhoop, dat hij zich drie jaar in Arabië vestigde om deze openbaring betekenis te kunnen geven, alvorens hij acht sloeg op de roep om de boodschap van Jezus aan de heidenen te verkondigen. Alles wat de heilige Paulus onderrichtte kwam voort uit deze ervaring. Paulus had de Verrezen Christus ontmoet en Hij gidste hem sindsdien als de inwonende Geest van Christus in het menselijk hart. Toch lag er geen reden om prat te gaan op deze ervaring, maar was het een roep tot dienstbaarheid, om het Goede Nieuws te verspreiden.
“Net zoals toekomstige Christelijke mystici, benadrukt Paulus de prioriteit van de ervaring boven de voorliefde van religieuze mensen om te redetwisten over ‘louter woorden’, dat ‘geen enkel nut heeft en er alleen maar toe leidt dat de toehoorders ten onder gaan.’ (2 Tim 2,14) Toch waarschuwen latere leraren in de mystieke traditie, die beïnvloed zijn door het door Paulus tot stand gebrachte model, voor het beetpakken van ‘ervaringen’ ten gunste van zichzelf… Christelijke mystiek heeft niet alleen aandacht voor de subjectieve ervaring, die ook zo gemakkelijk het ego kan opblazen, maar meer nog voor het werk van God in de ruimere context van de wereld en voor de dienst aan anderen. Julian van Norwich staat op deze manier in een grote traditie, toen ze haar ‘visioenen van goddelijke liefde’ zo verstond, dat ze haar gegeven waren ten behoeve van anderen.” (Laurence Freeman)
Ervaring van de ‘innerlijke Christus’, ervaringen tijdens de meditatie, hebben geen waarde in zichzelf. We moeten waakzaam zijn: het ‘ego’ houdt ervan onze spirituele ervaringen hoog op te vijzelen en ze te gebruiken om onze waarde in de ogen van anderen te verhogen. Ze hebben alleen werkelijke waarde, als ze een transformatieve kracht in ons wezen worden: een kracht die ons verandert van mensen die slechts aan zichzelf denken in mensen die zorg voor anderen hebben. Alleen een groei in liefde is het bewijs dat Christus’ geest in ons wezen werkzaam is.
Het ego loslaten
door Kim Nataraja
De ervaring van de verrezen Christus door de heilige Paulus weerspiegelt onze ervaring van Hem in de diepe stilte van onze meditatie. “Hij is een werkelijke, verrezen aanwezigheid die ontmoet wordt diep binnenin de persoonlijke ervaring van de discipel en van de bekeerling.” (Laurence Freeman)
En toch is het vaak zo dat, wanneer we het begin van deze stille aanwezigheid ervaren, wij ons in paniek terugtrekken. Door onze gedachten achter ons te laten, laten we onszelf los (verloochenen wij onszelf) zoals Jezus aandringt. Maar afstand doen van ons besef van onze ego-identiteit voelt erg ongemakkelijk aan; het ego, dat op het punt staat in de steek te worden gelaten, voelt zich bedreigd en vervult ons met een sterk gevoel van eenzaamheid en afzondering. Het laat ons voelen dat wij binnentreden in een bedreigende bodemloze put, een leegte. Wij, onze ego’s, voelen ons alsof we helemaal geen controle meer uitoefenen. En toch is dit wat er dient te gebeuren. We moeten binnentreden in de ‘Wolk van Niet-Weten’, zoals een 14e eeuwse Engelse mysticus het noemde. Alleen door het ego te verlaten, het denkende oppervlakte van ons wezen, kunnen we ervaren wie wij werkelijk zijn en wie God werkelijk is. Wanneer wij inderdaad de sprong wagen, voelen wij ons vastgehouden in een liefdevolle omarming met alles en iedereen, in tegenstelling tot het gevoel van eenzaamheid en afzondering waarmee het ego ons vervulde. De bedreigende leegte wordt gewijzigd in een liefhebbende en onderling verbonden volheid.
Wij moeten accepteren dat wij noch ons ware Zelf noch God in woorden en beelden met ons rationele verstand kunnen vatten. “Hij/Zij is……voorbij alle spraak, voorbij elk concept, voorbij elke gedachte… Hij/Zij is boven zowel plaats als tijd… Je houdt slechts de notie over van zuiver Zijn en dichterbij God dan die notie kun je niet komen”. (Clemens van Alexandrië, 2e eeuw)
Dit gevoel van liefdevol en beschermend in een weefsel van Zijn vastgehouden te worden, kan alleen maar worden ervaren. Door aandacht te schenken aan onze mantra, door enkelvoudige focus op ons woord, zoals we hebben gelezen in de brieven van de afgelopen weken, schakelen wij onze gedachten uit en schakelen wij een andere manier van weten in. Dat deze manier van weten in ons is ingebouwd, is de uitkomst van een onderzoek met kinderen: “EEG-studies van het brein van kinderen [onder de twee] laat zien dat zij voortdurend functioneren in de alfa modus – de staat van veranderd bewustzijn in een volwassene – eerder dan de bèta modus van het gebruikelijke volwassen bewustzijn.” (Lynne Taggart “The Field”). Door te mediteren kunnen wij daarom bewust terugkeren naar een manier van waarneming die van oorsprong instinctief en onbewust was.
Dit loslaten van het met gedachten vervulde ego is daarom geen binnengaan in vergetelheid en niet bestaan. Wij verliezen onze individualiteit niet: “Er bestaat geen twijfel dat het individu alle besef van afgescheidenheid van de Ene verliest en een volkomen eenheid ervaart, maar dat betekent niet dat het individu niet langer bestaat. Net zoals elk element in de natuur een unieke weerspiegeling is van de ene Werkelijkheid, zo is elk menselijk wezen een uniek centrum van bewustzijn in het universele bewustzijn.” (Bede Griffiths) ‘Het is belangrijk om te onthouden dat het woord “individueel” oorspronkelijk “ondeelbaar” betekende. Ooit werd een individu zoals een persoon of ding gezien als een deel van het geheel waartoe hij/het --- behoorde. Het geheel bepaalde het individu omdat het individu er onlosmakelijk deel van uitmaakte’. (Laurence Freeman, Jesus, the Teacher within).
Wat is tijd?
door Kim Nataraja
“Het lijkt mij dat we ten slotte alle vormen van denken moeten overstijgen – zelfs voorbij de Drie-eenheid, de Incarnatie ….. Dit hoort allemaal bij de wereld van de tekenen – de manifestaties van God in het menselijk denken – maar God Zelf, de Waarheid zelf overstijgt alle vormen van denken.” (Bede Griffiths OSB)
De Goddelijke Realiteit ligt niet alleen voorbij alle denken, maar ligt ook voorbij onze normale beleving van tijd, zoals we Clemens van Alexandrië in de tweede eeuw na Christus hoorden zeggen. Soms hebben we tijdens het mediteren een andere ervaring van tijd. In je meditatiegroep kun je soms iemand horen opmerken: “Hebben we echt een half uur gemediteerd?” In voorgaande lesbrieven verklaarde Dr. Shanida Nataraja dat meditatie ons gebruikelijke gevoel voor tijd en ruimte buiten werking stelt; grenzen van ruimte en tijd verdwijnen; er is een gevoel van tijdloosheid en verbondenheid.
Als we uit de meditatie komen, neemt onze gewone verstand het weer over en komt de normale tijd weer tevoorschijn. Maar wat is tijd? Over deze vraag hebben vele heiligen en mystici zich gebogen. Zij benadrukken dat tijd – verleden en toekomst – een product is van ons verstand. Het is geen integrale permanente hoedanigheid van de kosmos als geheel. Einstein toonde de relativiteit van tijd duidelijk aan in zijn theorieën. In de 4de eeuw na Christus verduidelijkte de heilige Augustinus ons het probleem: “Want wat is de tijd? … Wat moet ik zeggen over … verleden en toekomst: op welke manier bestaan ze echt, als het verleden niet langer bestaat en de toekomst nog niet bestaat? Wat betreft het huidige moment … als dat altijd aanwezig zou zijn en nooit zou wegglijden in het verleden, dan zou er helemaal geen tijd zijn; er zou eeuwigheid zijn.” (De Heilige Augustinus – Belijdenissen, Boek XI 17)
Het huidige moment is de enige tijd die wezenlijk bestaat: “Er zijn drie tijden (een soort drietal); een tegenwoordige tijd van het verleden, een tegenwoordige tijd van het tegenwoordige en een tegenwoordige tijd van het toekomstige … de herinnering … de aandacht … de verwachting. (De Heilige Augustinus – Belijdenissen, Boek XI 26)
Aandacht is de kwaliteit die hij verbindt aan de ‘tegenwoordige tijd van het tegenwoordige’. Aandacht voor onze mantra houdt onze geest in het huidige moment. We laten de gedachten die het verleden vormen, onze herinneringen, los. Ze zijn slechts onze waarneming van het verleden. Ze zijn niet noodzakelijkerwijs beelden van wat werkelijk gebeurde, slechts van wat we dachten dat gebeurde of waarvan we verlangden dat gebeurde. We laten ook onze verwachtingen ten aanzien van de toekomst – onze hoop en onze angsten – los. Ook zij zijn niet gebaseerd op de werkelijkheid; het zijn slechts onze gedachten, onze illusies en begoochelingen.
Slechts in het huidige moment zijn we werkelijk aanwezig. Het tijdloze, de Goddelijke Realiteit, maakt slechts in het huidige moment een doorsnede met de tijd, zoals T.S. Eliot zo prachtig beschrijft:
Men’s curiosity searches past and future
And clings to that dimension. But to apprehend
The point of intersection of the timeless
With time, is an occupation for the saint –
For most of us, there is only the unattended
Moment, the moment in and out of time..
Music heard so deeply
That it is not heard at all, but you are the music
While the music lasts.
These are only hints and guesses,
Hints followed by guesses;
and the rest is prayer,
observance, discipline, thought and action.
And right action is freedom from past and future also.
De nieuwsgierige mens doorzoekt verleden en toekomst en blijft aan die dimensie haken. Maar het is een uitdaging voor de heilige het snijvlak
van het tijdloze met de tijd te vangen –
Voor de meeste van ons is er alleen het moment,
het moment binnen en buiten de tijd,
dat aan onze aandacht ontsnapt…
Muziek die zo diep gehoord wordt,
wordt helemaal niet gehoord, maar je bent de muziek,
terwijl de muziek aanhoudt.
Dit zijn slechts suggesties en gissingen,
Suggesties gevolgd door gissingen;
en de rest is gebed,
waarneming, discipline, gedachte en handeling.`
En de juiste handeling is vrijheid van het verleden en ook van de toekomst.
Het Evangelie lezen
door Kim Nataraja
Origenes werd geboren in Alexandrië in de 2e eeuw na Christus en werd hoog opgeleid in de Griekse, Joodse en Christelijke wijsheid. Op de jonge leeftijd van 17 jaar werd hij bevorderd tot Hoofd van de Catechisatie School in Alexandrië, als opvolger van Clemens. Hij was een zeer getalenteerd geleerde en begenadigd leraar. In zijn meest vooraanstaande werk “Over de Beginselen” beschrijft hij systematisch een langzame, diepgaande en aandachtige methode om de Schrift te lezen.
Hij benadrukt dat er vier niveaus zijn bij het lezen van de Schrift. Hij begint met de uitleg van het 1e niveau: als de tekst letterlijk genomen wordt, gaat de aandacht uit naar de oppervlakkige betekenis – en dat is op zichzelf al belangrijk. Maar hij beklemtoont ook dat we verder moeten gaan dan de moraal (2e niveau) die gelegen is in wat we gelezen hebben. Daarna moedigt hij ons aan nog verder te gaan en te kijken naar de allegorische betekenis (3e niveau) van het tekstgedeelte. Dit zou ons uiteindelijk kunnen leiden naar de geest (4e niveau) van het betreffende gedeelte. Deze manier van omgaan met de Schrift werd sinds Origenes bekend als de discipline van “Lectio Divina”.
De werkelijke bedoeling om de Schrift op deze diepgaande wijze te lezen is - volgens Origenes - dat het kan leiden tot onverwachte inzichten; in feite zou het kunnen leiden tot een ontmoeting met de verrezen Christus, het Woord, een werkelijke mystieke ervaring.
Zo’n ontmoeting heeft zonder twijfel een diepgaand effect op het individu waardoor zijn/haar kijk op de werkelijkheid verandert. Wij kunnen dan op een diep niveau weten Wie Jezus is en wat Zijn betekenis is voor ons en voor de gehele mensheid. Hetgeen we lezen, helpt ons om niet alleen de essentiële aard van Jezus te begrijpen maar de weerklank van de tekst werpt ook licht op wat ons ervan weerhoudt om onze essentiële aard te verwezenlijken. Een echt begrip van de Schrift op deze manier leidt uiteindelijk tot gemeenschappelijkheid van ons ware Zelf en de Christus binnenin ons.
In de Benedictijner traditie werd een duidelijk pad gevolgd bij het op deze wijze omgaan met de Schrift. Eerst kwam de “lectio”. In de tijd van Sint Benedictus betekende dit het luisteren naar een tekst die werd opgelezen tijdens een dienst; niet alle monniken of nonnen konden destijds lezen. Daarna volgde de “meditatio”. Hiermee werd bedoeld het gedurende enige tijd verwerken (‘proeven’) van de tekst door het individu. Een persoonlijke weerklank met de tekst kon eindigen in spontaan gebed, de “oratio”, en die ervaring kon weer leiden tot diepgaand, stil gebed, de “contemplatio”.
Dezelfde discipline is nu even waardevol voor ons als hij was in vroeger tijden.
Meditatie leidt vaak tot het diepgaander lezen van de Schrift – en dat leidt weer tot zelfkennis, kennis van Christus, en vervolgens een nog dieper, leven-transformerend gebed.
Laurence Freeman zegt in ‘Jezus, de innerlijke Leermeester’* : “Met meditatie bedoel ik niet alleen het werk van zuiver gebed, maar het gehele levensgebied van zelfkennis dat hierdoor wordt aangedreven’.
Alleen door te weten wie wij werkelijk zijn – een Kind van God – kunnen wij ervaren, in een diepe innerlijke stilte, Wie Christus is, Wie God is.
* ‘Jesus, the Teacher within’ is nog niet vertaald in het Nederlands.
De menselijke roeping
door Kim Nataraja
Onze volgende gids is Evagrius van Pontus. In eerste instantie maakte hij op belangrijke wijze deel uit van de gevestigde ‘orthodoxe’ kerk in de 4de eeuw na Christus; hij droeg hartstochtelijk bij aan alle polemieken die kenmerkend waren voor de vroege kerk en die voornamelijk gingen over wie Jezus in werkelijkheid was en wat zijn leven en onderricht betekende. Om persoonlijke redenen trok hij zich later terug uit de wereld en werd een intens geliefde en gerespecteerde ‘Woestijnvader’, een echte ‘Abba’. Hij werd zeer veel als geestelijk begeleider gevraagd door gewone christelijke mannen en vrouwen, die zich net als hij in de Egyptische woestijn teruggetrokken hadden om een waarlijk christelijk leven te leiden en voor wie Jezus een voorbeeld was.
Evagrius leidde een uitermate ascetisch leven dat volledig gewijd was aan het gebed, zoals we kunnen opmaken uit deze variatie van het Evangelie, dat zegt: “Ga, verkoop je bezit en geef het aan de armen, en neem je kruis op zodat je zonder afleiding kunt bidden.” Bidden en Jezus volgen was voor hem volstrekt hetzelfde. Maar hij legt de nadruk op het persoonlijk gebed: “Trots tracht je op marktplaatsen te laten bidden, maar degene die hier weerstand aan biedt, bidt in zijn kamer.”
Omdat hij het leven in zowel de wereld als in de woestijn kende, achtte hij het belang van theologie, geloof en werkelijk geestelijke ervaring hoog. Hij maakte geen onderscheid tussen deze aspecten: “Als je theoloog bent bidt je werkelijk. Als je werkelijk bidt, dan ben je een theoloog.” Theologie en contemplatief gebed gingen in de eerste eeuwen van het Christendom hand in hand.
Evagrius is er absoluut van overtuigd dat het ontdekken van het innerlijk Goddelijk ‘beeld’ en het bereiken van Goddelijke ‘gelijkenis’ de menselijke roeping is. Hij ziet dat deze geestelijke reis zich op twee niveaus afspeelt: ‘praxis’ en ‘theoria’. ‘Praxis’ betekent het geestelijke pad met het gebed dat ons helpt te komen tot zelfkennis en tot begrip van onze ego-gestuurde verlangens, die ons verhinderen tot ons ware Zelf te komen. Hoe beter we weten wie we werkelijk zijn, hoe beter we onze ondeugden kunnen loslaten en kunnen handelen vanuit onze deugden.
‘Theoria’ is de contemplatie van God. Evagrius ziet dat ‘theoria’ zelf ook bestaat uit twee niveaus. De natuur, de schepping Gods, is het eerste niveau van contemplatie, de manifestatie van het Verborgene. De schepping, met inbegrip van ons, wordt als ‘in-essentie-goed’ gezien; daarom is het mogelijk voor ons om van het gewone oppervlak door te dringen tot de Goddelijke Realiteit: “Voor hen die ver van God zijn … God heeft het voor hen mogelijk gemaakt om dichter bij de kennis van Hem te komen en bij Zijn liefde voor hen door middel van de schepselen.” Derhalve leidt niet alleen de Schrift maar ook de natuur zelf ons tot een aanvoelen van ‘weten’, een aanvoelen van onderlinge verbondenheid, een gevoel van verwondering.
Het tweede niveau van contemplatie is de contemplatie van dingen die niet door de zintuigen worden gezien, maar ‘door een eenvoudige oogopslag van de geest’. Dit is ‘zuiver’ gebed, alleen mogelijk door voorbij het oppervlak te bewegen, door geleidelijk aan alle gedachten, beelden en vormen los te laten. Het is een beweging van veelvoud naa
De contemplatie van de natuur en stil gebed
door Kim Nataraja
Evagrius’ ideeën over de benadering van God door middel van de Schrift, de natuur en het zuivere gebed vormden het fundamentele idee van de Woestijnvaders en –moeders: “Eén van de wijze mannen in die tijd ging de heilige Antonius opzoeken en vroeg hem ‘Vader, hoe kan je gelukkig zijn als de troost die boeken kunnen geven, je ontnomen wordt?’ Antonius antwoordde: ‘Mijn filosoferende vriend, mijn boek bestaat uit de natuur van de schepselen en dit boek zie ik altijd voor me als ik het woord van God wil lezen’.
In het Keltische Christendom vinden wij hetzelfde idee terug: “Door middel van de Geschriften en de soorten schepselen wordt het eeuwige licht onthuld” (Johannes Scotus Eriugena, 9e eeuw). Het is een menselijke ervaring die niet gebonden is aan tijd en plaats. De contemplatie van de natuur helpt ons om onze gedachten en voorstellingen, die de Goddelijke Aanwezigheid kunnen verhullen, los te laten. Ik ben er zeker van dat velen van jullie die deze ‘Lesbrieven’ lezen, een gelijksoortige ervaring hebben gehad van het wegvallen van grenzen, een gevoel van onderlinge verbondenheid, een gevoel van verwondering en ontzag, een gevoel van “er is meer”, bij het zien van de schoonheid van de natuur, de schoonheid van een zonsondergang.
Diezelfde ervaring wordt ook verkregen door stil gebed, waar vele vormen van gebed heenleiden. Maar voor mij geldt dit met name bij de meditatie. De sleutel hiertoe ligt in het loslaten van gedachten en voorstellingen, zelfs van God: “Wanneer je bidt, stel je dan de Godheid niet voor als een beeld dat binnenin jezelf is gevormd. Vermijd ook dat je geest een beeld ingeprent krijgt met een bepaalde kenmerkende vorm, maar beweeg je liever – onafhankelijk van alle materie – dichter naar het immateriële Wezen toe en je zult begrip verwerven”. Dit geleidelijke zich ontdoen van alle voorstellingen en vormen van het zelf en van God zal het rechtstreekse contact met de vormeloze Goddelijke Realiteit mogelijk maken.
Evagrius’ twee stadia van de spirituele reis, de ‘praxis’ en de ‘theoria’ - het gebed -, het zuiveren van de beweegredenen van het ego en contemplatie, gaan hand in hand. We spreken hier niet over een lineair proces; het is geen kwestie van eerst geheeld worden voordat contemplatie plaats vindt. Het is een proces van niveaus van bewustzijn die elkaar soms overlappen en die zich soms verdiepen. Feitelijk, zoals we al in andere ‘Lesbrieven’ hebben gelezen, wordt het begin van de reis vaak veroorzaakt door een plotseling diep niveau van bewustzijn, een ‘metanoia‘, een keerpunt, een nieuwe manier van de werkelijkheid bekijken. We moeten ons niet verbeelden dat het alleen onze inspanning is die ons in de Aanwezigheid brengt, want genade speelt een even belangrijk rol, zoals Evagrius uitlegt:
“De Heilige Geest heeft mededogen met onze zwakheid en, hoewel wij onzuiver zijn, komt Hij ons vaak bezoeken. Indien Hij zou bemerken dan onze geest tot Hem bidt uit liefde voor de waarheid, dan daalt Hij neer op onze geest en verdrijft het hele legioen van gedachten en redeneringen dat ons belaagt.. En ook Hij dringt dan bij de geest aan op het werk van het spirituele gebed”.
Wij hoeven niet volmaakt te zijn aan het begin van onze pelgrimsreis naar ons ware Zelf en de inwendige Christus. Het enige wat we moeten doen is trouw volharden op onze gebedsreis en open te staan voor verandering. Laat de angst los, opdat de liefde die plaats kan innemen.
Wat zijn onze demonen?
door Kim Nataraja
We zagen bij Evagrius dat hij het spirituele leven verdeelde in ‘praxis’ en ‘theoria’. Laten we nu wat langer stilstaan bij ‘Praxis’. We moeten niet vergeten dat onze spirituele groei zowel afhangt van genade als van de moeite die wij ervoor doen. Evagrius achtte genade het meest van belang, maar inspanning was ook belangrijk. In zijn onderricht, dat vooral gezien moet worden in de context van zijn tijd – de 4de eeuw na Christus, toen men nog zeer sterk in engelachtige en demonische krachten geloofde – moest de inspanning bestaan uit ‘oorlogvoering’ tegen de ‘demonen’. Ze werden gezien als werktuigen tegen de menselijke inspanningen en zouden onze bevrijding in de weg staan: “Als de demonen zien dat je werkelijk vurig bent in je gebed, dan bieden ze je geestelijk bepaalde zaken aan, waardoor je de indruk krijgt dat er dringende kwesties zijn die je aandacht nodig hebben.” Op deze manier kan het ze lukken het gebed doeltreffend te onderbreken. Maar in deze worsteling zijn we niet alleen – Gods genade en de engelen zijn er om ons te helpen en om ons inzicht te geven in de werkelijke betekenis van het leven: “Als je in alle waarachtigheid bidt zal een diep gevoel van vertrouwen over je heen komen. Dan zullen de engelen met je zijn en je verheldering geven over de betekenis van alles wat geschapen is.”
De eerste tekst van Evagrius laat duidelijk zien hoe de ‘demonen’ zichzelf manifesteren – in de gedachten. Tegenwoordig noemen we de ‘demonen’ waarschijnlijk anders: bijv. de ‘Schaduw’, in de voetsporen van C.G. Jung. Maar goed, wat doet een naam ertoe? We hebben het over dezelfde negatieve krachten, die in ons persoonlijk onderbewustzijn als ego gerichte neigingen tevoorschijn komen door onze angst niet te zullen overleven. Zij vormen onze gedachten, geven onze emoties vorm en bepalen onze handelingen. Zoals we in een voorafgaande brief zagen, zijn we geboren als kwetsbare mensen met bepaalde ingebouwde behoeften om onze overleving zeker te stellen: zekerheid, liefde, waardering, macht, controle en welbehagen. Dit zijn door God gegeven gangbare behoeften, die het ons mogelijk maken te overleven in de omgeving die Hij voor ons schiep. Het is onvermijdelijk dat aan sommige – of in sommige gevallen aan de meeste – overlevingsbehoeften niet naar tevredenheid tegemoet gekomen is door onze ouders of verzorgers en die overeenstemmen met de perceptie van de gebeurtenissen door het kind zelf. Dit gevoel, deze perceptie waaraan niet tegemoet gekomen is, wordt onze kwetsuur en verandert in een ‘demonische’ kracht, die ons gedrag en ons leven onbewust beïnvloedt. We spreken niet meer over ‘oorlog met de demonen’, maar het is toch ook voor ons belangrijk om onze ‘demonen’ te begrijpen en te erkennen. Daar het een pijnlijk proces kan zijn, is het makkelijk te begrijpen waarom het werd beschouwd als een strijd.
Als baby, kleuter en jong kind konden we deze belangrijke behoeften niet zelf vervullen; we waren hiertoe van anderen afhankelijk. Het buiten onszelf zoeken naar vervulling van de behoeften, vooral die waaraan nooit tegemoetgekomen is, kan een gewoonte worden. Als volwassene zijn we volkomen in staat om op eigen kracht te overleven, mits we natuurlijk niet op één of andere manier fysiek of geestelijk beschadigd zijn. Toch, zoeken we nog steeds naar vervulling van deze behoeften buiten onszelf. We zijn vergeten dat het ego de drijfkracht is om te overleven; het ego is verwond, niet ons ware Zelf. Door bewust te worden van ons ware Zelf door gebed/meditatie, worden we er ons ook van bewust dat we op dat niveau geliefd zijn, veilig, gewaardeerd, heel en niet gewond. Dit besef geneest op zijn beurt het gewonde ego en maakt ons heel en met de woorden van Jezus gesproken ‘volkomen levend’.
Meditatie als een weg tot zelfkennis
door Kim Nataraja
Volgens Evagrius is de manier om onze persoonlijke ‘demonen’ te identificeren tweevoudig: door gebed/meditatie en door de inspanning om tot zelfkennis en bewustzijn te komen.
Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor het ‘waarnemen van onze gedachten’: “Indien er een monnik (een mens) is die enkele van de fellere demonen wil inschatten….laat hem dan zorgvuldig waken over zijn gedachten….laat hem goed de complexiteit van zijn gedachten registreren….de demonen veroorzaken dat. Laat hem vervolgens aan Christus vragen wat de verklaring is van hetgeen hij heeft waargenomen.”
Gedachten zijn op zichzelf natuurlijk niet slecht; ze moeten onderscheiden worden van de ‘demonen’ of de ‘kwaadaardige gedachten’, zoals Evagrius ze ook noemde. Alleen als een gedachte of verlangen weerklank vindt met een negatief gedachtepatroon, kan de ‘demon’ zijn invloed uitoefenen. Dan resulteert de normale emotionele energie in een ‘demonische’ energie en worden we op demonische wijze tot onheilzame handelingen gedreven.
We moeten aan deze belangrijke gedachten en hun associaties de aandacht geven die zij verdienen. Zij zijn de enige aanwijzingen die wij hebben van wat ons motiveert, ten goede of ten slechte. Maar de laatste zin van Evagrius is de belangrijkste. Wij kunnen niet op eigen houtje begrip en heling vinden. Geen enkele rationele verklaring is voldoende. Alleen de begeleiding van de verrezen Christus binnenin helpt ons om tot bewustzijn en inzicht te komen.
Binnen deze context zijn er twee gebedsmanieren: diep, stil gebed en redenerend gebed. De stilte van zuiver gebed laat toe dat wij de stille stem van de verrezen Christus in het centrum van ons wezen horen. Over het inzicht, wat het geschenk is van zuiver gebed, moet gereflecteerd worden op andere momenten tijdens het redenerend gebed, wat door Evagrius als “de gedachten bewaken’ wordt uitgelegd. We beginnen met de terugkerende gedachten die ons voor de geest komen en dan worden we ons bewust van de verbindingen en associaties ertussen. Vervolgens moeten we een stapje verder gaan om te onderzoeken wat voor gevoel onder de gedachte ligt. Gevoelens en gedachten worden in ons lichaam gevoeld voordat we ze vorm geven. Het probleem is dat we geconditioneerd zijn om onze gevoelens te negeren omdat ze zogenaamd niet redelijk van aard zijn. Echter, ze vormen voor ons de eerste aanwijzing dat er zich iets roert in de diepte van ons onderbewustzijn. Daarom moeten we ons gewaar worden van onze gevoelens en hun bestaan eerder erkennen dan onderdrukken. Volgens Evagrius is er vaak, voordat we ons bewust worden van een gevoel, sprake van de een of andere sensatie: een geluid, de manier waarop het licht valt, en vooral een smaak of een geur. Zodra we ons bewust worden van een gevoel zouden we onszelf moeten afvragen of daar een sterke emotie aan ten grondslag ligt, een ‘demon’ in ons persoonlijke onderbewustzijn, en welke geconditioneerde herinneringen worden er opgerakeld? Doet de huidige situatie gevoelens uit het verleden naar boven komen? Voel ik me onbemind? Onzeker? Ondergewaardeerd? Machteloos? De herkenning van deze gevoelens helpt ons om inzicht te verkrijgen in onze motivatie en helpt ons om onze handelingen aan te passen aan de noden van de huidige situatie – eerder dan ze versterkt te laten worden door de emoties van ervaringen uit het verleden.
Je zou je kunnen afvragen wat dit te maken heeft met meditatie? Het is uitermate belangrijk:
“Met meditatie bedoel ik niet alleen het werk van zuiver gebed, maar het gehele levensgebied van zelfkennis dat hierdoor wordt aangestuurd’. (Laurence Freeman: ‘Jesus, the Teacher Within’)
Deze ‘demonen’ blokkeren de weg naar ware zelfkennis die leidt naar transformatie van ons wezen en naar heelheid, naar een andere manier om de werkelijkheid te zien en zo de deur te openen tot de kennis van de Goddelijke Werkelijkheid.
Het belang van emoties
door Kim Nataraja
Eerder zagen we hoe belangrijk Evagrius het vond dat wij ons bewust worden van onze ‘demonen’, en hoe we ze kunnen herkennen, erkennen en ze zo van hun macht kunnen beroven. Hij sprak over het ‘uitzuiveren van de emoties’: de emoties uitzuiveren en omvormen tot hun oorspronkelijke staat van door God geschonken energie.
“Het ascetische leven is de spirituele methode om het emotionele deel van de ziel te louteren.” (Evagrius)
Het is belangrijk in gedachten te houden dat Evagrius niet het onderdrukken van emoties bedoelt, maar spreekt over het zuiveren van die emoties die misvormd zijn door de materiele en emotionele behoeften van het ego die ‘onvervuld’ zijn. Het is echter noodzakelijk dat ze geuit worden: een uitspraak van Maximus de Belijder beschrijft dit het best:
“Door conflict, irritatie of wrevel te vermijden groei je echter niet, wel door voorzichtig te proberen de misverstanden uit de weg te ruimen en als dat niet mogelijk is, door de persoon in kwestie in je gebed op te nemen, terwijl je de stilte bewaart en absoluut weigert om kwaad van hem te spreken.”
Toen God de mens schiep gaf hij ons niet alleen het instinct om te overleven, maar ook een ziel, de zetel van de emoties, om onze ervaringen te verdiepen en te verrijken. Maar het emotionele deel van de ziel kan zowel een hulp zijn als een belemmering. We zagen dat de emoties een belemmering vormen, wanneer ze overweldigd worden door materiele wensen en onvervulde behoeften; ze benevelen het zicht en blokkeren de toegang tot wat de Griekse filosofen de ‘nous’ noemen, de intuïtieve intelligentie, het meest verheven deel van de ziel, en de plaats waar wij innig verbonden zijn met de Goddelijke Realiteit.
Het overwinnen van ‘slechte gedachten’ leidt tot ‘apatheia’, een toestand van emotioneel evenwicht, sereniteit en harmonie. Daar worden we niet langer beheerst door de hartstochtelijke verlangens van ons ‘ego’ en kunnen we ons bewust worden van het Goddelijk licht binnenin ons. Dit stelt ons in staat om in de Goddelijke Aanwezigheid te verblijven en intuïtief te ‘weten’ hoe deze zich verhoudt tot onze gewone werkelijkheid en hoe deze gewone werkelijkheid hierdoor wordt beïnvloedt:
“Het Koninkrijk Gods is de apatheia van de ziel, die gepaard gaat met werkelijke kennis van de bestaande dingen.”(Evagrius)
Deze harmonie, deze re-integratie van het hele wezen met de daaruit voortvloeiende spirituele vrijheid, verheft de asceten tot het niveau van ‘engelen’. Zoals we zagen, belemmeren de ‘demonen’ ons en zijn de ‘engelen’ er om ons te helpen. Daarom zullen de asceten, als zij deze staat bereiken, ook steeds meer waken over het welzijn van anderen en de herschepping in liefde:
“Agape (onvoorwaardelijke liefde) wordt uit apatheia geboren.”
De ‘praxis’ gaat zodoende nooit alleen maar over onze eigen spirituele vooruitgang; in tegendeel, de ervaring van ‘onvoorwaardelijke liefde’ in het visioen van God leidt tot een toename van barmhartige liefde voor iedereen en leidt tot harmonie en eenheid met allen: “Gelukkig is de monnik die het welzijn en de vooruitgang van alle mensen met net zoveel vreugde ziet alsof het die van hemzelf betrof.”
Verkeerde gedachten
door Kim Nataraja
Evagrius had een diepgaand psychologisch inzicht in de werking van de menselijke geest.
Het feit dat inzichten, die ontstaan uit zorgvuldig onderzochte gedachten, essentieel zijn voor verandering en transformatie is iets dat pas in de 19e eeuw door Freud en Jung opnieuw ontdekt werd. Tegenwoordig is het een algemeen geaccepteerde werkzame hypothese voor de meeste psychotherapeuten en analisten. Veel van Evagrius’ uitspraken zouden goed passen in een modern handboek voor psychotherapie.
In zijn onderricht over “het bewaken van de gedachten” onderscheidt hij als meest belangrijke de volgende: “Er zijn acht algemene hoofdgedachten waarin elke gedachte besloten ligt. Allereerst is er de gulzigheid, dan de onkuisheid, gierigheid, droefheid, woede, lusteloosheid (acedia), ijdele roem en als laatste de hoogmoed.” We hebben in een vorige lesbrief al kennis gemaakt met de ‘demon van acedia’, de spirituele dorheid met het gevoel van ‘wat doet het er allemaal toe?’ of ‘er gebeurt nooit iets’, die ons probeert te verhinderen om door te zetten op de weg van meditatie. Hoewel wij hem als eerste tegenkwamen, is hij niet één van de belangrijkste demonen; dat zijn gulzigheid, gierigheid en ijdelheid. “Van de demonen die ons aanvallen in de praktijk van het ascetische leven zijn er drie groepen die in de voorste linie vechten: demonen aan wie de begeerte van gulzigheid is toevertrouwd, zij die inhalige gedachten veroorzaken en zij die ons aansporen om naar de waardering van mensen te verlangen. Al de andere demonen komen daar achteraan en slaan toe bij diegenen die al gewond zijn door de eerste drie groepen.” Het is niet moeilijk om te zien hoe deze ‘demonen’ ons nog steeds aanvallen in deze moderne tijd!
Dus door de ‘gulzigheid’ begint het hele proces en dit betreft alle aspecten van het leven, niet alleen voedsel; gulzigheid wordt beschouwd als een vorm van dwangmatige gehechtheid aan alles, inclusief fysieke en intellectuele capaciteiten, kennis en materiële bezittingen - hoe weinig dat er ook zijn. Het zou ook nog uitgebreid kunnen worden tot seksuele relaties, derhalve de ‘onkuisheid’. ‘Gulzigheid’ werd werkelijk beschouwd als een algemene houding van onmatigheid; in een ascetisch leven zou dat eerder toepasselijk zijn op extreem vasten dan op het eten van teveel voedsel. Daarenboven was er het gevaar dat dit op zijn beurt weer gemakkelijk kon leiden tot de overheersing van de demonen van ‘ijdelheid’ en ‘hoogmoed’. Abba Isidore, de priester, zei: “Als je regelmatig vast, zwel dan niet van trots en als je jezelf om die reden hoog acht, kan je maar beter vlees eten. Want het is voor een mens beter vlees te eten dan opgeblazen te zijn door hoogmoed en zichzelf te verheerlijken.”
Bezorgdheid om voedsel en vasten kon niet alleen leiden tot ‘hoogmoed’ maar ook tot ‘gierigheid’.
De asceet zou wellicht niet graag zijn vasten doorbreken en een maaltijd delen met een broeder die bij hem aanklopte met zorgen over te weinig voedsel om zijn gezondheid te waarborgen. Als hij inderdaad zo handelde, verbrak hij ook de belangrijke deugd van gastvrijheid verlenen.
‘Droefheid’ en ‘woede’ worden beschouwd als demonen van dezelfde familie. Evagrius bedoelt met ‘droefheid’ niet een werkelijke rouw of depressie, maar een droefheid die ontstaat als verlangens niet worden ingewilligd. Dit wordt vaak vergezeld van een ‘woede’ voor de personen die beschikken over de capaciteiten of de bezittingen waarop de asceet afgunstig is.
‘Ongeordende’ of ‘verkeerde’ gedachten over ‘ijdele roem’ en ‘hoogmoed’ worden door Evagrius als de meest gevaarlijke demonen beschouwd, zelfs wanneer de asceet al behoorlijk gevorderd is op de weg: “De geest van ijdele roem is zeer subtiel en ontspringt snel in de zielen van hen die deugdzaamheid beoefenen. Hij leidt hen naar het verlangen om hun strijd publiekelijk kenbaar te maken, om de waardering van mensen na te jagen….De demon van de hoogmoed is de oorzaak van de meest schadelijke achteruitgang van de ziel. Want hij beweegt de monnik tot de ontkenning dat God zijn helper is en tot de overweging dat hij zelf de oorzaak is van deugdzame handelingen.”
Deze redenerende vorm van meditatie, ‘het bewaken van de gedachten’, vormt op de spirituele weg een essentieel element tot zelfkennis en kennis van de Goddelijke Aanwezigheid.
Weerstand door het ego
door Kim Nataraja
We zagen hoe de demonen van Evagrius allen voortvloeien uit onze angst, onze angst niet te overleven, onze doodsangst in feite. Op het moment dat we beginnen te mediteren, komt het ‘ego’, onze Koning en Koningin van de overleving, in actie. Het houdt er niet van dat wij het niveau van stilte binnengaan, waar we het ‘zelf’ zullen ontmoeten, de Christus binnenin, omdat we vanaf dat moment buiten de volledige controle van dat ego komen te staan. Het is de ervaringsdeskundige van de overleving, de bewaker van ons bewuste zijn, en het wil ons in zijn eigen invloedssfeer houden. Het is net een overbeschermende ouder, die het kind veilig en dichtbij zich wil houden en het niet toestaat zich te ontwikkelen en onafhankelijk te leren. Maar om te groeien moeten we het ouderlijk huis verlaten en een eigen thuis maken. Zo voelt het ook als we toch de stilte ingaan en onder onze gedachtengolven duiken. Het voelt als een pijnlijk verlaten van ons huis, maar we doen dit louter om de vrede en de vreugde te vinden van het werkelijk thuiskomen, in ons werkelijk zelf in Christus. De reden waarom het ‘ego’ deze spelletjes speelt en hevig weerstand biedt tegen onze tocht naar de stilte is omdat het bang is voor verandering; verandering brengt andere overlevingstactieken met zich mee. Het ‘ego’ is onze hele kindertijd bezig geweest om onze reacties op onze omgeving te perfectioneren om ons voortbestaan veilig te stellen en het is er behoorlijk content mee om hiermee door te gaan. Maar we zagen dat de meeste van onze gebruikelijke reacties nu verouderd zijn.
Wanneer we proberen in de stilte te duiken, zal het ‘ego’ ons bewust doen worden van gedachten en deze vermeerderen en zo een barrière opwerpen die ons belemmert om dieper te gaan. Hun dwaze dans is bedoeld om ons te verstrooien en tot wanhoop te brengen, zodat we gaan denken dat meditatie niets voor ons is. En toch – als we volharden, zullen er gaten ontstaan tussen onze gedachten – kieren om de stilte te betreden. Zelfs de vrede en stilte die we dan bereiken wordt een ingang voor het ‘ego’ om ons te verleiden en om ons aan te sporen de mantra achterwege te laten. We kunnen onszelf ervan overtuigen dat de mantra de vrede verstoort nadat we gearriveerd zijn in een lichtelijk plezierige trance, de ‘verderfelijke vrede’. We zijn er dan toe geneigd de wereld, onszelf en onze reis te vergeten. Zo heeft het ‘ego’ eens te meer onze vooruitgang in de weg gestaan.
Maar als we erin slagen aan de mantra vast te houden, kan het ‘ego’ ons influisteren: Is dit niet saai, alleen maar een woord herhalen? Zit daar niet zomaar, ga iets doen! Het wil dat wij afhaken, deze weg vergeten en verwoed bezig gaan, ons amuseren en werken. Meditatie is echter een alternatieve discipline die ons vraagt het tegenovergestelde te doen: Doe eens niets, zit gewoon maar. We worden bemoedigd om trouw aan slechts één ding te blijven.
Als we nog steeds mediteren, maar het moeilijk vinden, kan het ‘ego’ een andere benadering proberen, die inspeelt op onze behoefte aan afwisseling en die ons de volgende overweging influistert: Ben je er zeker van dat dit de juiste methode is of de juiste mantra? Zou je je mantra niet veranderen? Door ons aan te sporen rechtsomkeert te maken en weer te veranderen verzekert het ‘ego’ zich ervan dat we nergens heen gaan. In plaats daarvan, belanden we in een rusteloze zoektocht, die het echte werk tot bewustwording vermijdt.
Er wordt vaak gedacht dat meditatie zelfverwennerij is en dat we in plaats daarvan iets nuttigs voor anderen zouden moeten doen. Door de eeuwen heen hebben contemplatieven deze beschuldiging menigmaal naar zich toegekregen. Herinner je je het verhaal van Maria en Martha? We kunnen echter alleen maar werkelijk anderen tot steun zijn, als ons ‘ego’ geheeld is en ons ‘ware zelf’ onze handelingen leidt: “Verwerf innerlijke vrede en duizenden om je heen zullen worden verlost.” (St. Seraphim van Sarov)
Weerstand door onvervulde behoeftes
door Kim Nataraja
Het is ook nodig dat wij ons bewust worden van de manier waarop ons ‘ego’ zal proberen ons weg te houden van de stilte van meditatie door te luisteren naar de oude emotionele gedachten over onze ‘onvervulde behoeftes’ in samenhang met ons beschadigde zelfbeeld.
Wanneer in onze behoefte aan liefde niet is voorzien of wanneer we alleen maar voorwaardelijke liefde hebben ervaren (liefde als beloning voor goed gedrag), kan het moeilijk zijn om ons voor te stellen dat God, Die Onvoorwaardelijke Liefde is, er ook voor ons is.
Het ‘ego’ tergt ons dan met: “Je weet toch dat niemand van je houdt! Jij bent niet goed genoeg! Dit mediteren is geschikt voor anderen, maar niet voor jou!”. Meditatie is gebaseerd op een liefhebbende relatie, vol geloof en vertrouwen, met God. Ons idee van ‘onwaardig zijn’ kan er in het begin voor zorgen dat het een uitdaging is om die relatie aan te gaan.
Wanneer niet is voorzien in onze behoefte aan veiligheid, kan dit ertoe leiden dat we de meditatie onder controle willen houden. Wij vrezen geen controle uit te kunnen oefenen – controle staat gelijk aan veiligheid - en dus maakt het ego juist gebruik van deze zwakheid. “Weet je zeker dat dit een goed idee is? Je hebt dit niet onder controle! Ben je niet bang?” Het loslaten dat bij meditatie gevraagd wordt, kan daarom in het begin ontzettend bedreigend overkomen en een gevoel van paniek veroorzaken. Het aanvaarden dat wij in wezen goed zijn, wat we ook mogen denken en voelen, en dat de aard van de Goddelijke Werkelijkheid Liefde en Vergiffenis is, vraagt om een gigantische sprong van vertrouwen.
Wanneer de behoefte aan waardering onze drijfkracht is geworden, waardoor we een overdreven belang hechten aan status en reputatie, dan zou het overwegen om zoiets ‘onorthodox’, zelfs ‘alternatief’, zoals het gaan beoefenen van meditatie mogelijk niet tegemoetkomen aan de werkelijke behoefte om geaccepteerd en gerespecteerd te worden.
Wanneer we ons niet waardevol hebben gevoeld omdat het patroon van onze vroegste levensjaren bestond uit genegeerd worden omdat er niet om onze mening werd gevraagd of omdat die niet meegeteld werd, dan is het echt een probleem om naar onze eigen innerlijke stem, onze eigen opinie, te kunnen luisteren.
De weg vooruit is om onszelf eraan te herinneren dat al deze emoties gebaseerd zijn op geconditioneerde houdingen die in het verleden gevormd zijn. Op die manier kunnen wij leren om deze gedachten niet meer te koesteren en niet meer te luisteren naar deze gedateerde en onware boodschappen van het ‘ego’. Onze mantra zou in dit geval kunnen zijn: ‘Dat was toen, dit is nu”.
Het verlangen om in iets te geloven dat onszelf overstijgt, komt daarom niet voort uit het ‘ego’; het is het diepere onbewuste aspect van onze bewustzijn, ons ‘zelf’, die de aantrekkingskracht vormt.
De trekkracht van het diepere ‘zelf’ zorgt ervoor dat wij de ware betekenis zoeken die de alledaagse werkelijkheid van het ‘ego’ overstijgt: “Onder al mijn patiënten in de tweede helft van hun leven, dat wil zeggen ouder dan 35, is er geen één geweest wiens probleem uiteindelijk niet bestond uit het vinden van een godsdienstig perspectief op het leven”. (C.G. Jung – ‘Modern man in search of a soul’). Hoewel Jung mensen behandelde wiens problemen al ontwikkeld waren tot een neurose, geldt wat hij zegt voor ons allemaal. In ogenschouw nemend dat het een tijd duurt voordat een neurose zo hinderlijk wordt dat behandeling noodzakelijk is, kan een besef van het gebrek aan spirituele waarden al veel eerder ontstaan. Hij sprak over ‘een godsdienstig perspectief’ vanwege de tijd waarin hij leefde, maar wat we in onze tijd tegenkomen is eigenlijk een spirituele honger, die ons antwoord is op de liefde van de Goddelijke Werkelijkheid, Die ons onbewust aantrekt en motiveert.
Weerstand vanwege religieuze conditionering
door Kim Nataraja
Door middel van onze religieuze opvoeding erven wij Godsbeelden, die wel eens een extra belemmering zouden kunnen zijn op ons spirituele pad. We moeten ons ervan bewust worden hoe onze ideeën over God niet alleen ge-vormd zijn door sociale en culturele factoren maar ook ver-vormd zijn door onze conditionering, onze persoonlijke angsten, hoop en behoeften. Ze zijn vaak het product van onze vroege kinderjaren en gekoppeld aan onze attitude ten aanzien van onze ouders en leraren. Alle beelden zijn een product van het ‘ego’. Door ‘God’ te een naam te geven, denken we de Goddelijke Realiteit te kennen; door een helder beeld van Hem/Haar te vormen, voelt het ‘ego’ zich veilig en denkt het alles onder controle te hebben. Maar ‘benoemen’ is niet hetzelfde als ‘kennen’.
We zijn gemaakt ‘naar het beeld en gelijkenis van God’. (Genesis). Maar we verstaan dit eerder letterlijk. In plaats van dat we begrijpen dat we het Goddelijk beeld en gelijkenis in ons dragen, maken we dientengevolge van God ons eigen geconditioneerde beeld en gelijkenis: “De meeste mensen worden door hun eigen sterfelijke lichaam omsloten als een slak in zijn huisje, opgekruld, als egels in hun waanvoorstellingen. Zij begrijpen Gods zaligheid door zichzelf als model te nemen.” (Clemens van Alexandrië”, 2de eeuw na Christus) Vaak worden we ‘agnost’ of zelfs ‘atheïst’ als ons beeld van God is gestorven. De kreet van Nietzsche ‘God is dood’ is daar een treffend voorbeeld van. Hij kon de God van zijn kinderjaren niet langer accepteren en gooide de baby met het badwater weg.
De Christelijke Geschriften laten ons duidelijk zien hoe dit proces werkt: onze beelden weerspiegelen de tijd waarin we leven en waar we behoefte aan hebben. We zien een reeks Godsbeelden die aansluiten bij de sociale ontwikkeling van de mensheid. Als eerste treffen we de tribale God uit de Hebreeuwse Bijbel aan: al-machtig, beschermend, overvloedig, overweldigend, maar ook veraf, nukkig en onvoorspelbaar, zoals de natuur waar kleine vaak rondtrekkende leefgemeenschappen zeer afhankelijk van waren. Vervolgens is er de meer afzijdige God, alomtegenwoordig en alwetend, niet helemaal afstandelijk, een rechtschapen vorst zoals de ideale Koning die de gesettelde gemeenschap of stad toen behoefde. Daarna treffen we de God van Liefde aan uit het Nieuwe Testament, die de noodzaak van vrede en dienstbaarheid in een grotere gemeenschap reflecteert en onderlinge betrekkingen versterkt. Maar God verandert niet – wel onze beelden.
Zelfs als we beseffen dat we het Goddelijke niet in woorden en gedachten kunnen omsluiten, vinden we het doorgaans te moeilijk om ons te verhouden tot iets ‘onnoembaars, onuitsprekelijks en grenzeloos’. De menselijke geest heeft beelden nodig – zo is hij gemaakt; op dit niveau van de werkelijkheid in tijd en ruimte is hij deel van ons fysieke wezen. Maar we moeten onthouden dat God veel meer is dan onze beelden en we moeten voorbij de beelden kijken naar de Werkelijkheid waar ze naar verwijzen. Zoals een Boeddhistische uitspraak beklemtoont: het zijn de vingers die naar de maan wijzen, niet de maan zelf. Door onze beelden tegemoet te treden als waren zij de Werkelijkheid, en te veronachtzamen dat zij slechts schaduwen zijn van de Werkelijke, maken we in feite idolen van onze eigen beelden. Maar we moeten deze idolen verbrijzelen. Meister Eckhart (een Duits mysticus uit de 14de eeuw) stelt dit krachtig in zijn uitspraak: “Daarom bid ik tot God om god te elimineren.” (help me af van mijn godsbeelden). Deze uitspraak lijkt erg op de Boeddhistische uitspraak: “Als je de Boeddha op straat tegenkomt, dood hem dan.” Het is de Godheid voorbij onze beelden met wie we innig verbonden zijn en beelden verbergen die realiteit alleen maar. Meditatie met zijn nadruk op het loslaten van woorden en beelden helpt ons onze bedrieglijke beelden los te laten, onze idolen, en ons te laten binnengaan in de woordloze ervaring van God.
Denkbeelden als blokkades op het spirituele pad
door Kim Nataraja
Het gebeurt vaak dat, wanneer mensen mediteren en voelen dat zij bezig zijn de stilte binnen te gaan, zij in angst en paniek stoppen. Waarom is dat zo vaak het geval? Het heeft te maken met ons denkbeeld van God en met ons zelfbeeld. Die kunnen ons zodanig verontrusten, dat het binnengaan in de stille aanwezigheid van de geest van Christus een te grote uitdaging biedt. Gedachten zoals “Heeft God werkelijk onvoorwaardelijk lief en vergeeft Hij echt?“ of “Zal Hij niet zien dat ik tekort schiet?” houden ons dan tegen.
Als we zijn opgevoed met ‘God, de Vader’ en onze ervaring van onze eigen vader was verre van positief – we voelden ons afgewezen, bekritiseerd, misbruikt – zal dit beeld ons niet het vertrouwen geven dat nodig is om los te laten en de stilte binnen te gaan. God zal dan niet alleen iemand lijken te zijn die gevreesd en vermeden moet worden, maar ook ons zelfbeeld zal gevormd zijn tot dat van iemand die volledig onwaardig is om van God aandacht te krijgen. Zelfs het aanroepen of denken aan God als “Moeder” helpt niet echt om dit probleem op te lossen – we vervangen slechts het ene denkbeeld door het andere. Sommige mensen hebben wellicht dezelfde afwijzende ervaring meegemaakt van hun moeder.
Als God wordt gezien als een rechter, wordt Hij iemand die we beter kunnen vermijden dan een relatie mee aan te gaan omdat zo velen van ons een zware last van schuldbesef met ons meedragen. Dus waarom zouden we de stilte willen binnengaan om in Zijn Aanwezigheid te verblijven? Waarom zouden we onszelf in een positie plaatsen waarin we beoordeeld en afgewezen kunnen worden?
Het denkbeeld van God als een rechter is zelfs heden ten dage heel gewoon. Sommigen van ons geloven nog steeds dat onze voorspoed een beloning van God is voor ons rechtschapen bestaan en onze tegenspoed een straf voor ongehoorzaamheid aan Zijn geboden. Dit geloof was zelfs zozeer gebruikelijk in de tijd van Jezus, “dat zelfs zijn discipelen met stomheid geslagen waren toen Jezus een volkomen andere zienswijze voorstelde betreffende zowel ons lijden als ons welzijn. Voorspoed, een comfortabel en rijk leven, zei hij, zou in feite wel eens een verhulde vloek kunnen zijn”. (Laurence Freeman, OSB, ‘Jesus, the Teacher Within’).
Er is ook nog een andere godsdienstige conditionering die een echte hindernis kan vormen op de weg naar God. Als we zijn opgevoed in een streng godsdienstig kerkgenootschap waar een andere manier van bidden als onwelvoeglijk werd beschouwd, kunnen we zelfs voelen dat we ontrouw zijn aan onze ouders wanneer we het pad van meditatie volgen. Dit houdt ons dan tegen - of wij zetten onze eigen zoektocht voort terwijl we ons van binnen gespleten voelen.
Onze spirituele groei wordt gemarkeerd door en weerspiegeld in onze veranderende denkbeelden van God. Maar we veranderen allemaal in een verschillend tempo. Om die reden moeten we voorzichtig zijn om niet op de denkbeelden van anderen te trappen. Johannes Cassianus vertelt een verhaal in zijn “Gesprekken” over een woestijnmonnik in de 4e eeuw, die aangeraden werd zijn antropomorfisch denkbeeld van God los te laten. Hij gehoorzaamde, maar even later horen wij zijn hartverscheurende en angstige uitroep: “Wee mij, stakker die ik ben! Ze hebben mijn God van mij weggenomen en ik heb niemand om mij aan vast te houden, noch weet ik wie ik kan aanbidden of aanspreken!”
Maar als wij doorgaan met meditatie zullen we ervaren dat de Goddelijke Werkelijkheid, Die wij ontmoeten in de stilte van meditatie, er Een is vol liefde en aanvaarding van wie wij zijn, zoals wij zijn. Onze verkeerde daden worden op slag teniet gedaan door Goddelijke vergiffenis, zoals de parabel van de Verloren Zoon laat zien.
Psychologie en spiritualiteit
door Kim Nataraja
In de laatste paar brieven hebben we het belang van zelfkennis op twee niveaus onderzocht. Ten eerste moeten we ons bewust worden van de streken van het ego, “onze poorten van perceptie zuiveren”, zoals William Blake het noemt. We kwamen de verschillende beelden van onszelf en van God op het spoor, die ons op onze weg naar het Goddelijke kunnen hinderen. Ten tweede moeten we onthouden dat we meer dan dat zijn; in ons wezen hebben we ook nog een dieper spiritueel niveau, hetgeen vaak het ware zelf genoemd wordt. Het leren begrijpen van het ‘gewonde ego’ wordt vaak gezien als ‘louter psychologisch’, niet spiritueel. Maar dat psychologie en spiritualiteit twee verschillende loten zijn en weinig met elkaar te maken hebben is een verkeerde opvatting. Psychologie heeft te doen met kennis over de psyche, de ziel en het hoogste punt van de ziel is de geest; zij vormen één geheel. “De werkelijkheid die we God noemen moet eerst ontdekt worden in het menselijk hart; bovendien kan ik God niet leren kennen, tenzij ik mezelf ken,” zegt Meister Eckhart, waarmee hij een duidelijk verband legt tussen het psychologische en het spirituele.
Het belang van zelfkennis wordt niet alleen door heiligen en theologen benadrukt, maar ook door filosofen. ‘Mens ken uzelf’ stond geschreven boven de ingang van het Orakel van Delphi in het Oude Griekenland. En bij Socrates horen we ‘Het niet onderzochte leven is het niet waard geleefd te worden’. Zelfkennis gaat hand in hand met het realiseren van je volledige vermogen; Jezus zegt zelfs: “Ik ben gekomen opdat ze leven mogen bezitten, en wel in overvloed.” (Joh 10,10)
Transformatie, verandering, is altijd moeilijk en vaak pijnlijk. Daarom geven we er de voorkeur aan om het verband tussen zelfkennis en kennis van het Goddelijke te negeren, maar het ene kan niet zonder het andere. Zoals Meister Eckhart benadrukt ook St. Augustinus dat dat niet mogelijk is: “De mens moet eerst tot zichzelf hersteld worden. Door van zichzelf een springplank te maken, kan hij vandaar opstijgen en geboren worden in God.”
Ware zelfkennis is daarom geen zelfgeobsedeerdheid, omdat het niet om jezelf gaat, maar omdat het een weg is die je in contact brengt met je werkelijke zelf, doordrongen van en ondersteund door de Goddelijke Realiteit. Zonder zelfkennis zijn we gevangenen van onze behoeftes en drijfveren. We kunnen ons niet bevrijden van onze gewondheid; het enige wat we moeten doen is ons ervan bewust worden, want de Geest die in staat is ons te helpen, vermindert haar macht en heelt ons. Alleen zelfkennis leidt tot ware vrijheid: dan kunnen we zuiver reageren op wat een situatie van ons vraagt zonder verwachting en zonder verborgen agenda’s. Het stelt ons in staat om gebruik te maken van al onze bronnen, inclusief onze intuïtieve vermogens, en toegankelijk te worden voor Kosmische Liefde en Wijsheid. Dan zullen we handelen vanuit zorg voor de noden van anderen, en als we dat doen komen we tevens tegemoet aan onze eigen behoeften. Het is waarheid, dat we een onderling verbonden, innig aaneengesloten ‘levensweb’ zijn.
De stilte van diep gebed, waartoe meditatie leidt, vergemakkelijkt dit proces. Door ons ego met zijn gedachten en beelden los te laten, kunnen we in het centrum van ons wezen de leiding van de Geest vernemen. Als we tijdens onze regelmatige meditatieperioden, als ons gewone leven zich gerangschikt heeft rondom gebed, liefdevol luisteren, dan stelt het ons in staat een wijzer leven te leiden, hetgeen leidt tot een diepgaandere manier van zijn. Zo worden we ons ook bewust van de ware betekenis van ons leven, onze bestemming.
Het Evangelie van Thomas
door Kim Nataraja
Het onderricht van Jezus in het ‘Evangelie van Thomas’ maakt heel mooi duidelijk waarover we hebben gesproken. Het moedigt ons aan onszelf te openen voor de Goddelijke Werkelijkheid, voor de Goddelijke Wijsheid. De weg is ware zelfkennis, die bereikt wordt door in je stille binnenste werkelijk te luisteren naar de diepere spirituele betekenis van haar onderricht. Onze inspanningen worden ondersteund door haar alomvattende genade.
Het ‘Evangelie van Thomas’ was een product van de voornamelijk mondelinge cultuur ten tijde van Jezus en de daaropvolgende eerste eeuwen. Zijn onderricht werd voornamelijk van mond tot mond doorgegeven. Jezus zelf schreef niets op. In het ‘Evangelie van Thomas’ werden de meest voorkomende uitspraken van Jezus, die een deel waren van deze mondelinge traditie, samen gebundeld. Er zou zelfs al in 50-100 na Christus een Oud-Syrische versie van deze uitspraken opgeschreven zijn. Vijftig procent van de uitspraken in dit evangelie worden ook gevonden in de synoptische evangelies.
Een van de vroege Kerkvaders, Ireneüs (2e eeuw na Christus), adviseerde in het belang van de eenheid binnen de Kerk alleen de vier evangelies van Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes, en de brieven van Paulus. Hij verkoos het evangelie van Johannes boven dat van Thomas louter om persoonlijke redenen: zijn leraar Polycarpus was een discipel geweest van Johannes. Het evangelie van Thomas was in die tijd veel populairder dan het evangelie van Johannes. Door deze uitsluiting verdween het evangelie van Thomas uit het zicht totdat in 1945 een stenen kruik werd gevonden bij Nag Hammadi in Noord Egypte waarin een mengeling van documenten werd gevonden; sommige waren uit de gnostische traditie maar daarbij was ook het ‘Evangelie van Thomas’ dat volgens de meeste experts beschouwd werd als een belangrijk onderdeel van de ‘apostolische traditie’. Het onderricht in dit evangelie laat ons zien hoe de nadruk op transformatie en het realiseren van je ware natuur als deel van het Goddelijke, zoals wij dat hebben bekeken, vanaf het begin onderdeel is geweest van de christelijke traditie. Vanuit Thomas’ gezichtspunt schijnt het goddelijke licht in aanleg in ieder van ons. Wij zijn allemaal kinderen van God.
Deze uitspraken kunnen niet letterlijk genomen worden; Jezus’ woorden zijn aanduidingen voor de onderliggende betekenis. Er moet over worden gereflecteerd net zoals bij de discipline van Lectio Divina, bij voorkeur na de meditatie, en op die manier intuïtief begrepen. Mijn opmerkingen zijn daarom alleen persoonlijke overwegingen. Een van de uitspraken die relevant is voor wat wij hebben onderzocht is: ‘Jezus zei tot hen: Als jullie de twee tot één maken, en als jullie de binnenkant maken als de buitenkant en de buitenkant als de binnenkant, en de bovenkant als de onderkant, en wanneer jullie het mannelijke en het vrouwelijke één maken,..……..dan zullen jullie het Koninkrijk binnengaan.’ (Logion 22) Zoals we eerder zagen, is ons ‘ego’ - het aspect van ons wezen dat het ons mogelijk maakt te overleven - slechts één aspect van het geheel. Onze spirituele reis gaat over het ons herinneren dat wij meer dan dat zijn;,de beide kanten van ons wezen moeten worden geïntegreerd: “de twee tot één maken”. “De binnenkant maken als de buitenkant” tart ons om de goddelijke vonk in onze kern ons gehele wezen te laten doordringen, zodat ons gedrag wordt geleid door deze hogere wijsheid. “Maak de bovenkant als de onderkant” moedigt ons aan onszelf te openen voor het Goddelijke Licht, “de bovenkant”, om ‘verlicht’ te worden; op deze wijze vergoddelijken wij ons hele wezen. En “het mannelijke en het vrouwelijke één maken” houdt de integratie in van alle aspecten van ons wezen, inclusief de “mannelijke” en de “vrouwelijke” aspecten van ons wezen, een proces waarop Jung de nadruk legde. Dan zullen wij “het Koninkrijk binnengaan” en de wijsheid en de aanwezigheid van het Goddelijke ervaren.
Inspanning versus Genade
door Kim Nataraja
Thomas beseft dat Jezus ons de weg wijst door ons te bemoedigen om het onderricht van zijn uitspraken te begrijpen, maar ook door duidelijk de verantwoordelijkheid voor onze verlossing op onze eigen schouders te leggen. Het is nogal interessant te ontdekken dat de waarachtige interpretatie van zijn uitspraken gelijkt op het diepe aandachtige lezen van de Bijbel waar Origenes de nadruk op legde, hetgeen volgens hem leidde tot en bevorderd werd door het contemplatieve gebed. Deze diepgaande intuïtieve betrokkenheid op de tekst werd beschouwd te resulteren in een ontmoeting met de aanwezigheid van Christus, en zou bijgevolg leiden tot een werkelijk begrip van de geestelijke betekenis van de Bijbel.
De ontdekking van wie we werkelijk zijn en de daaruit voortvloeiende ontdekking van de Waarheid ligt derhalve in de combinatie van onze inspanning, ons eigen zoeken en eigen verantwoordelijkheid, én de genade die wezenlijk is voor Jezus’ natuur en zijn woorden.
“Jezus zei: Wanneer ze tot jullie zeggen: Waaruit is jullie bestaan ontsproten?, zeg dan tot hen: Wij zijn gekomen uit het Licht, daar waar het Licht uit zichzelf ontstaan is. Het bestond en openbaarde zich in hun beeld. Wanneer ze tot jullie zeggen: Zijn jullie dat?, zeg dan: Wij zijn de zonen ervan en de uitverkorenen van de levende Vader.” (Logion 50)
Jezus wijst in dit Evangelie dus zeer direct naar onze Goddelijke oorsprong. Weer wordt de nadruk op de aanwezigheid van God, het Koninkrijk, binnenin ons gelegd en bovendien op elk moment te midden van ons:
“Jezus zei: Als zij, die u trachten mee te slepen, tot u zeggen: ‘Zie, het Koninkrijk is boven de aarde’, dan zullen de vogels u vóór zijn. Als ze tot u zeggen: ‘Het is onder de aarde’, dan zullen de vissen in de zee u voorgaan. Maar het Koninkrijk is binnen in u en het is in uw zien.” (Logion 3)
Het beklemtonen van het gegeven dat ieder van ons binnenin een vonk van het Goddelijk draagt werd door vele Kerkvaders, zoals Clemens van Alexandrië en Origenes, voor waar gehouden; het werd in de eerste paar eeuwen beschouwd als een apostolische leerstelling. John Main volgt deze traditie volledig. Hij betreurde het dat moderne mannen en vrouwen ‘de steun van een gemeenschappelijk geloof in hun wezenlijke goedheid, redelijkheid en innerlijke integriteit verloren hebben’, en bemoedigde het bewustzijn ‘van het vermogen van de menselijke geest in plaats van de beperkingen van ons leven’. Maar het was ook een belangrijk beginsel bij de Gnostici. Dit zou goed de reden geweest kunnen zijn dat deze zienswijze later in diskrediet werd gebracht en vervangen werd door de ‘orthodoxe’ interpretatie, die benadrukte dat we in werkelijkheid gemaakt waren naar het ‘beeld’ van God, maar dat dit ‘beeld’ in de ‘zondeval’ volledig verbrijzeld werd. We konden alleen door Christus’ genade worden gered. Zelf konden we niets doen, hetgeen het tegenovergestelde was van de boodschap van het ‘Evangelie van Thomas’. Het is gemakkelijk te begrijpen dat deze nadruk op eigen inspanning en diep intuïtief begrip, in plaats van enkel geloof in het geaccepteerde onderricht, het Evangelie van Thomas buiten de canon van de geaccepteerde orthodoxe Bijbel van de 4de eeuw plaatste.
In onze tijd, echter, heeft het weer apostolische erkenning verkregen. John Main combineerde in zijn onderricht het belang van zowel geloof als van intuïtief begrip, van gewoon gebed en van zuiver stil gebed. Slechts door geloof in onze Goddelijke oorsprong én verbinding met het Goddelijke kunnen we trouw en in vol vertrouwen mediteren.
Van Onwetendheid naar Kennis
door Kim Nataraja
Door in het Evangelie van Thomas het onderricht van Jezus te lezen op een contemplatieve manier, als een Lectio Divina en gecombineerd met meditatie, het contemplatief gebed, worden we geleid naar het zien van de Werkelijkheid zoals die echt is en te ervaren dat wij al één zijn met het Goddelijke door middel van het bewustzijn van Christus dat in ons hart verblijft. Maar Jezus beseft terdege hoe moeilijk dit is voor ons: “Het Koninkrijk van de Vader is uitgespreid over de aarde en de mensen zien het niet”. Dit is met name zo omdat wij onze goddelijke essentie binnenin hebben bedekt door onze focus op ons materiële lichaam en zijn behoeftes - en dit maakt ons “dronken” en “blind”.
“Jezus zei: Ik stond midden in de wereld en verscheen lichamelijk voor hen. Ik vond allen dronken en vond niemand onder hen dorstig en mijn ziel lijdt pijn om de zonen van de mensen omdat ze blind zijn in hun hart en niet zien, want ze zijn leeg in de wereld gekomen en willen die ook leeg weer verlaten. Maar nu zijn ze dronken. Wanneer ze hun wijn afgeschud hebben, zullen ze berouw hebben.”
(Logion 28)
Dit Evangelie daagt ons uit om onze gewoontepatronen waarmee we waarnemen, los te laten, ons te “bekeren”, een ‘metanoia’ te ervaren, om onze manier van zien en zijn te veranderen. Dit vraagt om nederigheid en eerlijkheid zodat we de valse beelden van onszelf, de maskers van ons ‘ego’, onze ‘kleren’, los kunnen laten.
“Zijn leerlingen zeiden tot hem: Wanneer zult u zichtbaar zijn voor ons en wanneer zullen we u zien? Hij zei: Wanneer jullie je kleren afleggen zonder schaamte en ze op de grond leggen en met de voeten betreden zoals kleine kinderen, dan zullen jullie de zoon van de levende zien en zullen jullie niet bang zijn.” (Logion 37)
Dit is echt niet zo verschillend van wat Jezus zei in de synoptische evangelies: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen (d.w.z. de ego-illusies achter zich laten)”. Als we eenmaal de beperkingen van het ego hebben doorbroken, zullen wij vrij zijn en niet langer gevangen. Alles wat we moeten doen is wakker worden en ontdekken wie wij werkelijk zijn. Deze zoektocht is het belangrijkste element in ons leven.
“Jezus zei: Laat hij die zoekt niet ophouden te zoeken totdat hij vindt. En als hij vindt, zal hij verward zijn en als hij verward is, zal hij zich verwonderen. En als hij zich verwonderd heeft, zal hij overal boven staan en tot rust komen.” (Logion 2)
Het is verwarrend om je te realiseren dat de werkelijkheid, die wij hebben geaccepteerd als het enige doel en als de permanente werkelijkheid, in feite niet permanent is maar onderworpen aan voortdurende verandering - geschapen door de gedachten, beelden en behoeftes van ons materiële wezen. Maar als we doorzetten met mediteren kunnen we de sluier van deze illusies oplichten en ons bewust worden van onze ware natuur en de ware natuur van de werkelijkheid. Het resultaat zal dan een intens gevoel van verbazing zijn, wij zullen ons “verwonderen”.
Het is door deze enkele uitspraken uit het Evangelie van Thomas duidelijk geworden hoe Jezus’ onderricht overeenkomt met datgene waarover gesproken is in de Lesbrieven van dit jaar. De zelfkennis die in de stilte van diep contemplatief gebed verworven is, leidt tot kennis van de Goddelijke Realiteit die Liefde is, en vervolgens naar mededogen voor anderen: “Er is licht in een mens van licht en hij verlicht de hele wereld”.
Zelf-Bewustzijn versus Zelf-Kennis
door Kim Nataraja
Het belang, dat wordt toegekend aan inzicht, dat resulteert in ware zelfkennis, wordt door de geschiedenis heen al verwoord in de essentiële raadgevingen van spirituele leiders en filosofen: Mens, ken uzelf. We worden aangemoedigd niet alleen ons ‘ego’ te leren kennen en de manier waarop het wordt gemotiveerd, hetgeen zal leiden tot de mogelijkheid om te veranderen, maar we worden ook aangemoedigd tot ware ‘zelf’-kennis, d.i. kennis van het ‘Zelf’, het bewustzijn van ons totale wezen en van het Goddelijke binnenin ons “Wie zichzelf kennen, zullen het vinden; wie zichzelf kennen, zullen weten dat zij zonen zijn van de Levende Vader. Maar als u zichzelf niet zult kennen, dan leeft u in armoede en bent u die armoede.” (Thomas Evangelie – Logion 3)
Zelf-kennis is essentieel, maar zelf-bewustzijn vormt een machtige hindernis voor het leren kennen van ons diepere zelf en maakt ons blind voor de transpersoonlijke werkelijkheid. Natuurlijk is Zelf-bewustzijn die unieke menselijke eigenschap, die ons onderscheidt, voor zover we weten, van andere bewuste wezens. Maar het probleem is dat we dit vermogen in beperkte mate gebruiken; in plaats van dat het een bewustzijn van ons gehele ‘Zelf’ is, leggen we het beperkingen op en concentreren we ons enkel op alle oppervlakkige gedachten van het ‘ego’. We gebruiken zelf-bewustzijn dan uitsluitend als middel om te overleven. De meeste van onze gedachten cirkelen dan op één of andere manier rond onze eigen zorgen; we proberen van ons verleden te leren en we maken plannen voor de toekomst om ons voortbestaan te bestendigen. Natuurlijk kunnen onze herinneringen van het verleden constructief bijdragen tot het vormgeven van het heden en het plannen van de toekomst. Maar vaak is het resultaat hiervan dat we alleen maar in het verleden en in de toekomst leven en niet aanwezig zijn in het huidige moment.
Ons ‘ego’ is absoluut niet onbelangrijk. Vooral in het eerste deel van ons leven zijn we afhankelijk van ons ‘ego’ en moet het gezond en goed aangepast worden. Dit is het eerste deel van een ontwikkeling die Jung het ‘individualiseringsproces’ noemde. Bovendien, zullen we altijd de wijsheid van het ‘ego’ nodig hebben, omdat onze vaardigheden om te kunnen overleven nodig zullen blijven om op een volwassen en realistische manier met zowel de buiten- als binnenwereld om te gaan. We moeten echter onthouden dat het ‘ego’-bewustzijn, waar we terecht trots op zijn, oppervlakkig is en steeds aan verandering onderhevig en bepaald wordt door waar we op dat moment mee bezig zijn. We moeten de diepere permanente wijsheid van het ‘zelf’ dat in het Onbewuste ligt tot bewustzijn brengen. We hebben een ontwikkeling van het ‘ego’ nodig dat hand in hand gaat met het groeiende bewustzijn van het spirituele ‘zelf’. We moeten onze aandacht verschuiven van ‘ego’ naar ‘zelf’. De éénpuntige aandacht tijdens de meditatie helpt om deze verschuiving te laten plaatsvinden. Als we onze gedachten achterlaten laten we het verleden en de toekomst achter en de mantra houdt ons in het huidige moment. Dan wordt ons ‘ego’ een bewust centrum dat onbewuste gegevens accepteert en dat zichzelf ziet als een compleet deel van het geheel. Dan handelen we vanuit een evenwichtige basis, waarbij we al onze mogelijkheden en al onze vaardigheden, bewust en onbewust, rationeel en intuïtief, gebruiken.
Dit is het tweede deel van het ‘individualiseringsproces’, waarin we tot een ‘synthese van de bewuste en onbewuste elementen in de persoonlijkheid’ komen. Deze ware zelf-kennis die leidt tot psychologische integratie en heelheid, is er niet voor haar eigen belang, maar is een springplank om de Uiterste Werkelijkheid te ervaren: “De werkelijkheid die we God noemen, moet eerst in het menselijk hart ontdekt worden; bovendien kan ik God niet leren kennen tenzij ik mezelf ken.” (Meister Eckhart)
Het lichaam ontspannen
door Kim Nataraja
Zoals ik in een vorige lesbrief schreef, leven we in een wereld die geobsedeerd is door prestatie en succes. Zelfs meditatie kan gezien worden als louter een manier om onze hersenfunctie te optimaliseren en om in materiële zin succesvol te zijn in de wereld. Ga maar eens in een boekwinkel kijken naar de afdeling “zelfhulp”- de planken bezwijken onder het gewicht van de boeken die ons vertellen hoe we onze gezondheid, ons lichaam en geest kunnen verbeteren en daardoor een leven kunnen leiden dat succesvoller is op materieel gebied.
Ik ontken niet dat het ronduit belangrijk is om voor je lichaam en geest te zorgen zodat je ze in optimale conditie houdt. Zelfs Evagrius, één van de meest vooraanstaande Woestijnvaders van de 4e eeuw, zei: “Onze heilige en meest ascetische meester (Macarius de Grote) verklaarde dat een monnik altijd zou moeten leven alsof hij morgen zou sterven maar dat hij tegelijkertijd zijn lichaam zou moeten verzorgen alsof hij er nog vele jaren mee zou moeten leven.” Zorgen voor het lichaam door het nuttigen van het juiste voedsel, in matige hoeveelheden, en het in evenwicht brengen door fysieke oefeningen zoals Yoga, Tai Chi of Chi Kung, is om die reden onmiskenbaar van belang.
Deze aanpak, gericht op resultaat, zien we zelfs op het gebied van meditatie. Zeker, het is mogelijk om meditatie enkel te gebruiken als een techniek om de lichamelijke gezondheid te verbeteren en om een geestverruimende ontspanning te bewerkstelligen – en het daarbij te houden.
Het is heerlijk om het eindeloze gebabbel van je denkende geest te stoppen en de stress en spanning los te laten. Het geeft een fijn gevoel om even zonder zorgen te zijn, zonder de ongerustheid, hoop en angsten die ons normaliter bezighouden, en om het wegvloeien van energie door rondcirkelende gedachten te kunnen tegenhouden.
Maar een dergelijke aanpak zou een gemiste kans betekenen; mediteren houdt veel meer in dan de fysiologische effecten die het op het lichaam heeft. Voor de serieuze beoefenaar wordt om die reden de zorg voor het lichaam en ontspanning beschouwd als een essentiële voorbereiding die het ware doel van meditatie beoogt, namelijk de volledige transformatie van onze denkende geest, de manier waarop we de werkelijkheid bekijken. Door dit te doen, ontdekken we het spirituele deel van ons wezen en onze verbinding met de Bron van alle Zijn. Om dat te doen dient de meditatie een spirituele discipline te zijn, met eenzaamheid en stilte waarin we al onze zintuiglijke eraringen, beelden, emoties en gedachten, ons ego, loslaten. Alleen wanneer we opnieuw verbinding hebben gemaakt met onze spirituele kern, ons zelf, kunnen we een voldoening gevend en betekenisvol leven leiden omdat onze handelingen dan voortkomen uit onze bewustzijn van het Goddelijke, onze verbondenheid met en verantwoordelijkheid en zorg voor anderen.
Mededogen, de zorg voor anderen, is het werkelijke bewijs dat onze denkende geest getransformeerd wordt. In de woorden van Evagrius: “Gelukkig is de monnik die het welzijn en de vooruitgang van alle mannen en vrouwen met evenveel vreugde beziet alsof het hemzelf betrof.” Op deze transformatie kunnen wij ons alleen maar voorbereiden door verstilling van lichaam en geest, door open te staan voor het werk van de Geest. Want het is haar werk. “De Heilige Geest ontfermt zich over onze zwakheden en hoewel wij onzuiver zijn, komt zij ons vaak bezoeken. Wanneer zij onze geest aantreft in gebed tot haar uit liefde voor de waarheid, dan daalt zij neer en verslaat het hele leger van gedachten dat onze geest bestookte.”
De Eeuwige Wijsheid
door Kim Nataraja
De mogelijkheid om het ‘Zelf’ te integreren in de Uiterste Werkelijkheid, wordt helder tot uitdrukking gebracht in de ‘Eeuwige Wijsheid’*, dat de gemeenschappelijke basis van alle grote wereldgodsdiensten en filosofieën beschrijft. Het is belangrijk om in gedachten te houden dat de gemeenschappelijkheid die deze Wijsheid benadrukt, werkelijk voortgekomen is uit praktische spirituele ervaring, die plaats vindt buiten ruimte en tijd van onze dagelijkse materiele werkelijkheid en niet vanuit een theologisch of religieus dogma. Bede Griffiths zegt bovendien: “Wanneer de menselijke geest een zeker punt van ervaring bereikt, komt hij tot dit inzicht, hetgeen hetzelfde is als de Eeuwige Wijsheid verklaart.” Het is een menselijke mogelijkheid die niet bepaald wordt door cultuur.
De ‘Eeuwige Wijsheid’ stelt ronduit dat er een Uiterste Werkelijkheid is, die zowel universeel immanent als transcendent in de schepping aanwezig is. De werkelijkheid die we met de zintuigen kunnen bevatten, is ingebed in en wordt ondersteund door deze allesdoordringende Werkelijkheid. De essentie van deze Hogere Werkelijkheid is zodanig dat deze voor de zintuigen en het rationele verstand onbereikbaar is: het kan niet duidelijk gemaakt worden door gedachten of beelden; het is ondoorgrondelijk en onuitsprekelijk. Toch is er iets in het diepere eeuwige ‘Zelf’ van de mens, voorbij het persoonlijke ‘ego’, dat iets gemeenschappelijks heeft met deze Uiterste Werkelijkheid, waardoor het er zich toch waarlijk mee kan verhouden: het is de grond van ons individuele zijn die we met anderen en met de hele schepping delen; dáár zijn we allen één.
Deze ‘essentie’, het ‘Zelf’’, hebben we allemaal. De ‘Eeuwige Wijsheid’ verdedigt de sterke overtuiging dat iedereen, en niet alleen de ‘mystieke’ types, daarom één kan worden met de Ultieme Vormloosheid, hoe die ook genoemd mag worden: nirwana, lege geest, verlichting, eenwording met de Godheid.
Door meditatie te beoefenen als een serieuze contemplatieve spirituele discipline, worden we ons persoonlijk bewust van dit aangeboren potentieel tot allesomvattende eenheid en worden we geleidelijk aan door de genade getransformeerd om steeds meer afgestemd te raken op dit hogere bewustzijnsniveau. De energie van het ‘Zelf’-aspect van ons wezen zal met de gelijksoortige energie van de Goddelijke Werkelijkheid resoneren.
All that is limited by form, semblance, sound and color
is called object.
Among them all, man alone
is more than an object.
Though, like objects, he has form and semblance,
he is not limited to form. He is more.
He can attain to formlessness.
(Chang Tzu)
Alles dat beperkt wordt door vorm, gedaante, klank en kleur,
noemt men object.
Hiertussen is alleen de mens
meer dan een object.
Hoewel hij, zoals objecten, vorm en gedaante heeft,
wordt hij niet beperkt tot vorm. Hij is meer.
Hij kan het vormloze bereiken.
(Chang Tzu)
*Ter verduidelijking en onderbouwing van het begrip ‘Eeuwige Wijsheid’ kun je het beste de boeken lezen van Aldous Huxley: ‘Eeuwige Wijsheid’ en van Matthew Fox: ‘One River, Many Wells’.
Het geschenk van goddelijke genade
door Kim Nataraja
Spirituele transformatie hebben wij niet onder controle. Deze volledige bewustzijnsverandering kan op geen enkele manier “bereikt” worden, want het is een geschenk van de goddelijke genade.
Hoewel de spirituele reis vaak beschouwd wordt als een lineaire reis, met eerst de verstilling van het lichaam en daarna van het verstand zodat de geest kan worden aangeraakt, hebben we niet echt te maken met opeenvolgende stadia maar met gelijktijdige, overlappende, diepere niveaus: we gaan er spiraalsgewijs doorheen en vangen er, terwijl we oefenen, af en toe een glimp van op.
Zoals we in de vorige lesbrieven hebben gelezen, is er vaak een plotseling diep inzicht bij het begin van de spirituele reis, een herinnering aan onze ware natuur, een glimp van een wijdere dimensie en een zich afkeren van bezorgdheid m.b.t. de oppervlakkige werkelijkheid. Wij herinneren ons dat het ‘Licht’ al in ons woont; we zijn al ‘verlicht’. “Wij zijn gekomen uit het licht, daar waar het licht uit zichzelf ontstaan is. Het bestond en openbaarde zich in hun beeld…..Wij zijn de zonen ervan…. (Evangelie van Thomas, Logion 50). De woestijnvaders noemden dit het moment van “bekering” of “metanoia”, een verandering van hart en verstand, een bekering vol inzicht die ervoor zorgt dat de herinnering aan ons ware “zelf” mettertijd duidelijker wordt.
Dat stelt ons in staat over de drempel te stappen die de verschillende waarnemingsniveaus van elkaar scheidt. Wanneer we ons innerlijk wezen binnengaan, ons Zelf, door middel van meditatie, dan laten we onze rationele intelligentie, onze emoties en onze zintuiglijke waarneming achter ons en functioneren dan louter vanuit het vermogen dat boven de rede staat: onze intuïtieve intelligentie.
Dit is onze verbinding en ons communicatiekanaal met de Godheid. Het Zelf wordt niet beïnvloed door de uiterlijke gebeurtenissen van ons leven en is vrij om ons te helpen met inzicht en intuïtie. Dit ontvangen we na de stilte van meditatie of in dromen of op andere manieren die ons spirituele zelf gebruikt om ons te bereiken.
De drijfkracht achter een “metanoia” is vaak een crises of een belangrijke gebeurtenis, die op elk moment in ons leven kan ontstaan wanneer de ogenschijnlijk veilige en onveranderlijke werkelijkheid waarin we leven op een verbijsterende manier ondersteboven wordt gegooid. Wij worden afgewezen door een individu of een groep, we moeten ons falen of statusverlies onder ogen zien, we verliezen onze gewaardeerde baan, of onze gezondheid laat ons plotseling in de steek. Het resultaat kan een weigering zijn om de verandering te aanvaarden, een afdalen in negativiteit, wantrouwen en wanhoop. Of - wanneer we geconfronteerd worden met het feit dat onze werkelijkheid toch niet zo onveranderlijk is als we dachten - we kunnen de uitdaging aangaan om met andere ogen naar onszelf te kijken, naar onze gewoontepatronen, onze meningen en waardesystemen.
Het is juist op een dergelijk moment - wanneer de keten die ontstaan is uit onze conditionering, d.w.z. onze gedachten, herinneringen en emoties, tijdelijk verbroken wordt - dat wij vrij en ongehinderd in het Hier en Nu, het eeuwige moment, komen te staan. Dan zien wij, voor een ogenblik, de realiteit zoals hij werkelijk is. Wat dit betekent wordt duidelijk gedemonstreerd door Maria Magdalena. Na de kruisiging van Jezus gaat zij naar het graf, maar het is leeg. Ze is verdrietig en verwikkeld in haar eigen pijn en lijden. Zelfs als Jezus verschijnt, is ze nog zo overweldigd door haar verdriet dat ze niet helder kan zien. Zij herkent hem niet en denkt dat hij de tuinman is. Op het moment dat Jezus haar bij naam noemt, breekt zij door haar versluierde visie van de werkelijkheid, met de focus op haar eigen emoties en behoeften, heen - en ziet ze hem in zijn wezenlijke realiteit.
Een dergelijk moment hoeft niet altijd zo dramatisch te zijn; ons waarnemingsvermogen varieert enorm van persoon tot persoon, van moment tot moment. Sommigen van ons hebben een moment van ‘transcendentie’ gehad, een bewustzijn van een andere werkelijkheid, een ontsnapping uit de gevangenis van het ‘ego’, terwijl we naar muziek of poëzie luisterden of opgingen in een kunstwerk. Anderen zijn zich misschien nooit bewust geweest van een feitelijk inzichtelijk moment en toch zijn zij zich altijd bewust geweest van een hogere werkelijkheid en raken daar, zonder het te beseffen, geleidelijk steeds meer op afgestemd. Vrij snel nadat we begonnen zijn met mediteren, komen we vaak in aanraking met echte vrede en een opborrelende vreugde. Deze momenten, waarop we verlost worden van de bezorgdheid over onszelf, zijn goddelijke geschenken.
Zie het laatste |